voettocht naar santiago – petra verhees

 

Maandag, Tweede Paasdag, 1 april 2002.

 

Zo, die is weg.

Dat was althans mijn eerste gedachte toen ze hier de straat uitliep: zo, die is weg. Een beetje onwerkelijk eigenlijk. Daarbij was ik ook nog een beetje ziek, dus het ging eigenlijk maar wat langs me heen. Maar niet lang! Twee uur later zaten we gezellig aan de overkant van het veer in Kessel afscheid te nemen. Ze had toen de rugzak langs zich staan en vanaf het veer herkende ik haar al: de blouse was al uit, het lichte T - shirt, de klep boven de ogen en dan die hond: van heel ver zag ik alleen die lichte bles over zijn gezicht lopen. Daaromheen was alles donker. Ja en het bewoog. (En Peet zat stil). Met mijn mobiele wilde ik verbinding met haar krijgen en dan zeggen: "Zwaai eens naar het veer", maar ze had hem uit staan. Bang dat ze was dat iemand haar zou terugbellen en zou zeggen, sorry, maar de reis gaat niet door. Ze was er helemaal aan toe.

Peet was nu ook al aan rust toe. 8 of 9 km gelopen, maar ja, eerst in het tempo van Huub, Peter en Peter en Jo. Later in het tempo van Huub en Peter, en tenslotte moest ze toch nog een hele poos in het tempo van Huub. Ze vond het toch wel leuk om begeleid te worden, zei ze, maar nu ging ze het iets rustiger aan doen, want die rugzak die wéégt. Haar rug was kledder.

We hebben samen naar de tekeningen gekeken die ze van de thuisblijvers gekregen heeft, eentje van Merel en de ander van Jip de Bot. Ik heb ze mee naar huis genomen en nu ik ze onder de scanner leg, kan ik ze al niet meer opengevouwen krijgen, zo zijn ze aan elkaar geplakt van het zweet.

Toen ze van me wegliep, was het al ruim één uur. Ik kon nog een hele mooie foto maken van haar en de hond, toen ze over het maaspad richting Beesel, Rijkel liepen. Een mooie tocht had ze voor de boeg. Richting Roermond, richting Marina.

 

Maandag, 1 april 2002.

14.00 uur. Wat een weer! Ik zit in korte broek en hemdje uit te rusten ergens in de buurt van de Rijkelse Bemden, bij de Donderbergkapel, 17e eeuws. Vanos drentelt ergens rond. Hij is niet kapot te krijgen. Mijn voetzolen branden al, en dat na zo’n stukje. Dat doet ‘m ’t gewicht van de rugzak. Even pauze. Ik heb toch tijd over en ’t is hier zo mooi. Marina verwacht me pas rond 6 uur.

Wat was ’t hectisch vanmorgen bij ’t vertrek. Jammer dat Ger ziek was. Hartstikke veel mensen waren er om me uit te zwaaien. Ik had het wel even moeilijk. Ben daarom klokslag 10 uur vertrokken. Peter en Jo met Rakker, Peter Maessen en Huub liepen met me mee. Peter en Jo tot de Molenheg, Peter Maessen haakte in de Dörper bös af, en Huub liep mee tot ’t veer in Kessel. Daar liepen we twee uur over. Wat een tempo! Moet ik wel aan wennen dat ’t zo langzaam gaat. Nogges die met Huub mee was had ’t erg moeilijk om me te laten gaan. Huub had ook wel mee willen lopen tot Santiago. Zijn tijd komt nog wel.

Aan de overkant van de Maas nam ik m’n eerste pauze. Boterham, drinken, schoenen uit. Verrassing! Daar kwam Ger aan! Lief. Konden we toch nog even rustig hoye zeggen. Na + drie kwartier ben ik weer doorgelopen, voor ’t eerst alleen. Mijn gedachten tuimelen nog door elkaar. Ik zie en hoor de natuur wel, maar in mijn hoofd is het nog zo druk vanwege de hele hectische laatste onwezenlijke week vóór het vertrek. Op de weg is het ook druk.

2e Paasdag en dan zulk weer, zeker meer dan 20 graden. Het barst van de fietsers, wat lastig is met Vanos. Ik vertik het echter om ‘m aan de riem te doen op deze zandweg. Vanos moet leren uitkijken en de fietsers ook. Mijn voeten zijn weer wat uitgerust. Op naar de volgende etappe. Dat moet Asselt wezen. Ik moet proberen wat minder dia’s te maken. Maar ’t is hier zo mooi!

Asselt, 15.20 uur. ’t Lijkt veel korter dan de vorige keer dat ik hier liep (dat was met Marijke). Ineens krijg ik de zenuwen. Marina zal ’t toch niet vergeten hebben? Had ik van tevoren niet even moeten bellen? Voorlopig zit ik hier aan de koffie in een eetcafé aan de Maas. Ik zit binnen, ’t terras zit vol. Vanos heeft een grote bak water bijna leeggeslurpt. Hij (zij) lijkt nu toch ook wat vermoeid. ’t Lopen ging zojuist zelfs lekker! Ik leer om te gaan met de wandelstok. Ik heb nog nooit met zo’n ding gelopen en vind ’t eigenlijk ook tamelijk overdreven. Maar dit soort lopen is heel anders dan Kennedymars-lopen. ’t Moet wel wennen.

Ik heb enorm last van branderige ogen en een snotnaas. ’t Lijkt een soort allergie, misschien wel hooikoorts of zo. Wel lastig, ik zie ook minder, ook hier binnen. Es kijken of dat ook zo is op een regenachtige dag! Hopelijk duurt dat nog heel lang. Ik ben een enorme bofkont dat ’t de eerste dag zo’n mooi weer is. Ik bestel nog een koffie en dan … op naar Marina.

 

2 april, 12.45 uur.

Marina is wel thuis natuurlijk. Ik kom er om 17.00 uur aan. Robin op skeelers verwelkomt me op straat. Zitten, schoenen uit: 3 blaren! Gelukkig niet zo’n grote. Ik prik ze door en doe er verder even niets aan. Lekker gedouched en daarna macaroni eten. Het is gezellig. ’s-Avonds kijken we TV en we kletsen, samen met de jongens. Om 11 uur vallen m’n ogen dicht. Bedtijd! Ik slaap in de kamer omdat ik denk dat Vanos anders de deur kapot krast.

Woopy (de hond van Marina) snurkt een goeie. Alvast wat voorbereiding op de refugio’s in Spanje? Ik slaap wel lekker. Ben regelmatig wakker, maar rust toch goed uit. Om halfacht kruip ik mijn nest uit, laat Vanos uit. Dan een lekker ontbijt met warme broodjes en tegen 10 uur brengt Marina me met de auto naar Montfort. Anders had ik dat stuk met de bus gedaan omdat de etappe voor vandaag naar Karen en Frank in Sittard te lang zou zijn. (Volgens het pieterpadboekje 37,5 km) Ik wil niks forceren met mijn achillespees en dus heel rustig inlopen. Het grote werk komt heus nog wel.

Net na Montfort zet Marina me af en nemen we afscheid. ’t Loopt beter dan gisteren, ik heb het rugpand van de rugzak versteld en nu zit ie een stuk beter.

Ik ben nog geen kilometer op pad of … au verdomme! Ik sla mijn enkel om op de rand van het asfalt waar net een kuil is die ik niet gezien heb. Languit kwak ik op de grond en dat gaat hard met zo’n rugzak achterop. Ik voel dat het mis is en zie in een flits Marijke alleen lopen, ik opgehaald door Ger, poot in ’t gips, etc, etc. Ik peuter de rugzak van m’n lijf en sta op. Inspecteren. Mm, schaafwondje op de elleboog, pijnlijke rechterhand, beetje gekneusd, denk ik. Maar mijn enkel! Gaat ’t goed met die verrekte achillespees, (Oh nee Peet, daar moet je LIEFDEVOL aan denken!) zul je zien dat ik een ander onafwendbaar iets krijg waardoor ik niet kan gaan. ’t Is verdorie dezelfde poot. Nou, voorzichtig erop gaan staan, lopen gaat en langzaam ga ik verder. ’t Valt wel mee met de pijn en voor zover ik niet tril van de emotie kan ik zelfs af en toe weer om me heen kijken en genieten. En zo zit ik dan hier op een verrekte mooi plekje lunchpauze te houden.

Ik ben net abdij Lilbosch gepasseerd. Voor me een groot veld waarop een joekel van een haas of konijn zit. Hij ruikt me niet, ik zit aan de goede kant van de wind. Na een poos ziet Vanos hem en begint te blaffen. Weg knijn. Ik heb mijn sokken en schoenen uitgedaan en bekijk mijn enkel. ’t Valt niet mee. Er zit een bult op en ’t doet pijn. Ik ga een stuk van de zwachtel afknippen en eromheen doen. Sittard zal ik toch nog wel halen?

 

4 April 23.00 uur.

Sittard wordt gehaald. Op het tandvlees, dat wel. Toch nog zo’n 24 km gelopen. Ook in het buitenland geweest: een stuk over Duits grondgebied, de zelfkant, door mooie echt buitenlandse dorpjes, waaronder Millen met een mooi kasteel. Ik ben echter te moe en heb teveel pijn om te kunnen genieten. Als ik na een heel stuk door Sittard’s bebouwde kom te hebben gelopen eindelijk bij Karen en Frank aan kom heb ik ook niet zo veel meer te missen. Ik plof neer met een dik glas water en dat was het dan. Over en voorlopig sluiten, dat voel ik wel.

Hanny en Harm komen en Frank komt ook thuis. We eten gezamenlijk een heerlijk maal en dan volgt beraad. Voorlopig niet lopen. Het kan ook niet al zou ik graag willen. Ger heeft me telefonisch al voor gek verklaard dat ik vandaag na de val ben doorgelopen.

De oplossing: Rust tot zondag in Namen waar ik Marijke zal ontmoeten en daar een nieuwe start maken. Ik wil echter niet terug naar huis, daar heb ik al afscheid van genomen, en heb even helemaal geen behoefte aan medelevende mensen om me heen; ik baal te erg. Dus duik ik onder bij Hanny (2 dagen) en Wilma (2 dagen). Vannacht slaap ik nog met Vanos bij Karen en Frank op zolder.

Ger komt me de volgende ochtend oppikken om me naar Hanny te brengen en om Vanos op te halen. Hij heeft nog steeds de griep en zit zelfs in de ziektewet! Dan is het erg bij Ger. Hij inspecteert mijn voet, legt een professioneel drukverband aan en schrijft 4 dagen rust voor en: been omhóóg!

Onderweg naar Hanny laat ik wel een traantje. We gaan naar het Noorden, de verkeerde kant op verdorie!

Hanny en Harm zorgen geweldig voor me. Ik zit inderdaad de hele dag op mijn luie krent met mijn voet omhoog. Ik vermaak me met slapen, libelles lezen en petatte sjelle. Twee dagen lang. Ik zit veel buiten; het is nog steeds geweldig weer. Jammer dat ik niet kan lopen!

Vanavond belt Els. Ze zit op twee dagen vanaf Namen. Ze wacht er op ons. Ik bel Marijke en vertel het verhaal. Ook zij zit twee dagen boven Namen. Ze vertelt dat ze nu begint te wennen aan het lopen. Moet ik straks allemaal inhalen, die conditie! De gesprekken duren kort vanwege de kosten. Morgenvroeg brengt Hanny me naar Wilma. Wat een schatten van zussen heb ik toch!

 

Zondag, 7 april 2002.

Zo, die is weg! (part II)

 

Tenminste, laten we 't hopen. Vanmiddag Peet bij Wilma en Ton opgehaald om haar naar Namen te brengen. Er werd natuurlijk een traantje weggepinkt. Normaliter zie je zuslief zo even twee maanden of zo niet en is er niemand die er om maalt en voor eens zo lang is het alsof je voor eeuwig weg bent. Het gevoel echter, is anders natuurlijk. Peet heeft zich ook lekker twee dagen laten verwennen door Hanny en daarna twee dagen door Wilma; alsof dat pas het échte afscheid was. Niet beter te regisseren overigens.

Om 15.00 uur zowat reden we binnendoor naar Maastricht, Tongeren, Waremme en we wilden kronkelend langs de Maas naar Namen rijden, zoals Peet had willen lopen. In het begin een wat kale vlakte; Peet was op deze route ook niet zo goed voorbereid, maar toch ook wel mooie stukken erbij. Het stuk langs de Maas hebben we niet gezien, want het werd al vijf uur en ze kreeg de kriebels; had afgesproken met Marijke in de jeugdherberg en die moesten we ook nog maar eens zien te vinden in een stad als Eindhoven. Had Marijke al gegeten, was ze op Peet aan 't wachten, zou ze alles alleen met Els doen enzovoort? De plicht riep, dus het laatste stuk naar Namur ging over de grote weg.

De bordjes: "Auberge de la Jeunesse" hoefden we maar te volgen en we reden er zo naar toe. Het lag aan de Maas. Morgenvroeg hoeft ze zo maar stroomopwaarts weg te lopen zonder zich om de route te bekommeren. Het inschrijven ging gladjes, nadat er een hartelijk weerzien met Marijke en Els was. Verder kennismaken met Bavo, die met Els meegelopen was en in Namen ging wachten op een ander wandelgroepje om zich bij aan te sluiten. Later, toen we de rugzak uit de auto gingen pakken meldde zich nog een "Ton", die zich afvroeg of je voor een jeugdherberg een lidmaatschapskaart nodig had; hij was op weg naar ... Santiago. Meteen zo een gevoel van "ons kent ons" natuurlijk. Volgens mij hebben ze vanavond in Namen met een groep van vijf ergens gegeten en wat flessen wijn meester gemaakt. Dat laatste voor de gezelligheid natuurlijk, niet om moed te verzamelen, want iedereen was in wandelstemming toen ik Namen verliet.

Rens, Renée en Rianne hebben Peet mee uitgezwaaid. Samen hebben we ze naar Namen gebracht en om 19.00 uur alleen gelaten. Nu begint de tocht pas écht. Marijke was heel coöperatief en wilde in elk geval het tempo aanpassen als dat nodig was. Els kreeg nog even snel SMS - les van Rianne voor haar gloednieuwe Nokia en zo zul je de komende tijd drie Santiago-gangers het Noord-Franse continent onveilig zien maken, want België zijn ze zo uit.

 

Woensdag 10 april.

 

Inderdaad, België zijn ze zo uit. Het lijkt een beetje alsof ze foetelen, want ze zijn de Franse grens overgestoken bij Givet (dinsdag), maar Frankrijk maakt daar wel een ruime uitstulping naar België. Zie de kaart. In ieder geval kreeg ik de eerste dag het bericht dat ze in Dinant waren aangekomen na het vertrek in Namen en waar hadden ze onderdak gekregen? In de Leffe - kloosterabdij! Mochten ze in de tuin hun tentjes opzetten.

De volgende dag zijn ze naar Givet gelopen. Hoe luidt de SMS: HOI, GIVET, FRANKRIJK! VANDAAG WEER 25 KM. NU CHAMBRE D'HOTE. ALLES MJ. (Wat mj betekent?)

Vandaag, 10 april 18.15 uur: HOI ALLES OK KAMER IN HAYBES-FUMAY PROBEER IN CEL TE BELLEN; LIEFS PEET.

... Oeps, ik ga nu gauw van de lijn af, want misschien is ze me nu aan 't proberen te bereiken.

Zondag ga ik weer naar haar toe.

 

Zondag 07-04-02 13.25 uur.

Twee (en een halve) zonnige dag bij Wilma en Ton gebivakkeerd. Luxe geluierd, en het gaat goed met de voet. Vrijdag, toen Hanny me gebracht had, heb ik echt de hele middag in de zon gezeten met m’n been omhoog. ’s-Avonds had Wilma zalig gekookt en zaten we met een wijntje tot half negen buiten, toen Rianne en Ger en Nogges op bezoek kwamen. ’n Hele gezellige avond gehad en heerlijk om ze weer te zien. Ook zaterdag nog niet veel anders gedaan dan zitten. Wel met Wilma naar de Aldi in Cadier en Keer geweest en … een nieuwe windstopper gekocht á € 12.50. Koopje dus en hij ziet er puik uit.

Wilma kende een bevriende fysiotherapeute, die ze opbelt en die bereid is mijn enkel in te tapen en mij te leren zwachtelen. Zo gebeurd. Het voelt wel strak aan en even twijfel ik. Is dat wel goed voor de achillespees? Maar eraf halen kan ik altijd nog. Ook ’s-nachts slaat de twijfel toe want ik krijg twee keer kramp in mijn voet. Zit de tape te strak?

Douchen met een plastic zak erom. Ik slaag erin de zaak zo goed als droog te houden. Ondertussen voel ik wel dat het steeds beter gaat met de enkel. Cis, de fysiotherapeute, heeft ook groen licht gegeven voor a.s. maandag. Dat geeft ook meer zekerheid.

Zondagmorgen, na een uitgebreid ontbijt, gaan Wilma en ik proeflopen. Mijn nieuwe windstopper van de Aldi aan en: “Ultreia”!

Het gaat keigoed. Onder het lopen besluiten we steeds de wandeling te verlengen. Ik schat toch zeker zo’n 8 – 9 km gelopen te hebben. Bergie op, bergie af, langs de Geul en chateau Gerlach. Heel mooi. En nu heb ik m’n rugzak gepakt en zit ik te wachten tot Ger, Rens, Renée, Rianne en Nogges en Vanos me op komen halen en dan rijden we samen naar Namen. Over de route die ik anders gelopen zou hebben. Ik heb zalige verwen-dagen achter de rug en heb goed rust kunnen houden. Daardoor vertrek ik morgen (precies een week na mijn eerste-valse-start) opnieuw op weg naar Santiago!

Vanavond in de jeugdherberg in Namen zal ik volgens afspraak Marijke en Els treffen. Zij zijn natuurlijk wel ingelopen terwijl ik helemaal opnieuw moet wennen. We zullen zien!

22.30 uur. Auberge de la Jeunesse, Namur. Ja, alles moet opeens op z’n Frans! Ik moet duidelijk acclimatiseren. Om half zes hadden we de jeugdherberg gevonden. Toen ik me wou inschrijven kwam Marijke me al tegemoet. Heerlijk! Ook kwamen Els en Bavo en zo zaten we ineens met 4 pelgrims aan de bar. Een glaasje wijn en Rianne gaf Els Gsm – les. Toen werd het tijd om afscheid te nemen. Eerst de hondjes. Ger ging nog mee om de bagage naar boven te sjouwen. Nou lieve lieverds, hoye allemaal! Ons Renéetje had ’t er wel moeilijk mee. Buiten gekomen ontmoetten we Ton, ook op weg naar Santiago. Met z’n vijven zijn we op zoek gegaan naar een restaurant, want de jeugdherberg verschafte op zondag geen diners. Het werd een exclusieve Chinees. Heerlijk en goedkoop gegeten. Een hele belevenis in een keer. Van het teruggetrokken onderduiken bij Hanny + Wilma zit ik er in één keer middenin. Ik heb wel een super – positief gevoel. Marijke geeft me nog een vriendschapsamulet. Dat moeten we samen omhouden en ook elkaar omhangen. Het is een soort Maya – amulet. Nog een laatste wijntje aan de bar en dan lekker pitten.

 

Dinant, 21.10 uur. 8-4-2002.

Zomaar in de abdij van Leffe! Wat een belevenis! Vanmorgen zijn we vroeg weggelopen, rond negen uur. Opnieuw het mooiste weer van de wereld! Zon, zon en nog eens zon. Het lopen ging goed. Zo goed dat we onderweg besloten door te lopen tot Dinant. Een dikke 27 km! (of nog wel meer). Ik geef mezelf een schouderklopje. Op het laatst was ik wel bekaf en ik heb ook weer wat blaren gekweekt. Vlak voor Dinant kwamen we Ton weer tegen en liepen we met z’n vijven naar de abdij van Leffe! Na een beetje aandringen werden we toegelaten, dwz we mochten onze tentjes in de tuin opzetten. Daarna zijn we nog gauw Dinant ingegaan om een echte Leffe te drinken. Bavo nam daar afscheid van ons. We moesten ons haasten om op tijd te zijn voor de Vespers in de Abdij. Indrukwekkend om mee te maken, die oude rituelen. Maar niet meer van deze tijd vind ik. Er waren slechts 4 broeders aanwezig (van de 18 die hier de abdij nog bevolken), maar de zang was prachtig. Zo ook het orgelspel. Het schijnt een beroemd speciaal orgel te zijn wat hier in de kapel staat. Vervolgens souper-tijd. We telden op een broodmaaltijd maar dat vond men toch te zielig voor zulke arme pelgrims. Dus: tomatensoep, penne, brood, paté, brie, yoghurt, appels, koffie, thee. Heerlijk. Er waren nog meer gasten en het was gezellig. Daarna in bad, kleren gewassen, en nu zit ik hier te schrijven. Ik vind het contact met de paters leuk. Om de beurt komen ze even praten en zijn ze geïnteresseerd in wie je bent, wat je doet en waarom je naar Compostela gaat. Morgen op weg naar Givet, Frankrijk! Ik moet dus vanavond het eerste envelopje van Hanny + Wilma open maken anders is het te laat! En dan een koude(?) nacht in het tentje. De slaapzak mag zich bewijzen!

 

Givet, 9-4-02, 21.40 uur.

Nou, nou, ’t was me ’t nachtje wel. Tot –5 ° C comfortabel, dat zou mijn slaapzak zijn. Daar heb ik tenminste een hoop poen voor betaald. Dus, conclusie: het heeft vannacht wel 15 ° gevroren. Zo koud had ik het. Ik was niet de enige. Ton en Marijke, die ook het tentje hadden opgezet rilden ook zowat hun tent uit. Marijke is halverwege de nacht in de eetzaal in het klooster gaan liggen. Ik heb dus de hele nacht niet geslapen. Om 6 uur maar opgestaan en wat rondgezworven door het klooster waar ik plotseling een heel erg déja-vu gevoel kreeg. Ik heb hier al eens over gedroomd; of ik haal het klooster in Well erbij. Heel maf.

Om 7 uur waren ook Marijke en Ton paraat en ontbeten we. Afscheid genomen van Ton. Die gaat verder naar de abdij van Chevefogne. We breken de natte tentjes af en na ’t gezamenlijk afwassen met de broeders vertrekken we. Eerst bij de Delhaize in Dinant nog yoghurt en tomaten gekocht en toen op weg. ’t Was een vervelende weg vandaag, de N86? Of zo. Druk met maar een smal stukje om te lopen. Gevaarlijk zo. Ook sloeg de vermoeidheid vroeg toe. Wat wil je na zo’n nacht. We volgen weer de loop van de Maas en op een gegeven moment komen we weer op de RAVEL 2, een fiets-wandelpad wat vroeger een spoorlijn is geweest. Dat is wel weer fijn lopen. Ons doel is de jeugdherberg in Givet, wat echter niet dichterbij lijkt te komen. In Heer duiken we de kroeg in om ons moed in te drinken. Bovendien zijn we vlakbij de Franse grens en moet ik vantevoren nog wel even ’t kadootje van Hanny + Wilma spenderen. (Gewoon limo hoor, anders kom ik helemaal niet meer vooruit.) In de kroeg ontmoeten we een echtpaar dat een restaurant heeft in Givet. Zij brengen ons met de auto. Wat een luxe! Zo passeer ik de Franse grens niet te voet. Dat vind ik wel jammer. 4 Km gesmokkeld. Maar goed dat we die aardige mensen troffen want in Givet blijkt de jeugdherberg niet meer te bestaan. De man rijdt ons naar een gîte de France, chambre d’hôte en zo lig ik dan nu prinsheerlijk in een lekker en comfortabel bed te schrijven. Vanavond hebben we in Givet nog een copieuze maaltijd genuttigd. Maaltijdsalade, en Els en Marijke hadden een plat Ardennaise, (allemaal vlees). Wel flink gelachen onder het eten. Els gaat morgen een klein stukje en wij willen Fumay zien te halen (23 km). Ook vandaag waren ’t er ongeveer net zoveel. Ben benieuwd morgen, want mijn voeten zijn erg moe en ik heb nogal wat blaren. Mijn spieren, inclusief enkelbanden en achillespees, doen ’t geweldig.

On verra! Welterusten.

 

Haybes, 10-4-02. 21.40 uur (23 km).

Wachten op Marijke, want ze zit in de douche. Ik ben zo meteen aan de beurt. Vanmorgen om 9.00 uur vanuit de chambre d’hôte vertrokken na een echt Frans ontbijt (jam). Maar pas om 10.00 uur vanuit Givet vertrokken, want allerlei boodschappen moesten eerst gedaan. (brood, bananen, tomaten, kaas en flesje Spa.) Bovendien werd ik ongesteld, dus moesten we de kroeg in voor een WC. Dat ging niet zonder consumptie (koffie). Eindelijk om 10.00 uur onderweg, het jaagpad langs de Maas. Na + 3 km nam Els afscheid van ons. Ze neemt een andere route en loopt vandaag maar 15 km langs de kerncentrale van Chooz die wij ook zien liggen. Weer veel langs de R.N. gelopen. Er zijn weinig alternatieven. De eerste kilometers gingen geweldig, echt genieten van het lopen. Daarna toch weer afzien, vooral pijnlijke voeten. En blaren! Om ½ 4 bereikten we Haybes, een vriendelijk plaatsje. We probeerden eerst via de Mairie een plaatsje voor de nacht te krijgen, maar daar trapten ze niet in. Toen via de V.V.V. en daar deden ze alle moeite. We vroegen het goedkoopste adres en werden naar deze chambres verwezen, een mevrouw die (net als ik) geen nee kan zeggen. Haar huis stond op z’n kop; ze waren boven aan ’t verbouwen, maar ’t kon toch toen we beloofden eerst in Fumez wat te gaan eten en pas na 19.30 uur terug te komen. Nou dat werd 21.30 uur, want ’t café had lekkere rode wijn, en daarna de pizzeria. Een pizza légumes gegeten die voortreffelijk smaakte. Iedereen hier herkent Compostela en we hadden met de vriendelijke mevrouw van de chambres, de kroegbaas en de dames van de pizzeria hele gesprekken. Frans spreken gaat dus goed! Morgen hebben we wat hellingwerk voor de boeg. Vandaag al een voorproefje. Dus ga ik maar gauw slapen om m’n voeten de brood-nodige rust te gunnen. Vergat nog bijna te vertellen dat ik Ger en Renée heb gebeld in de telefooncel. Lief, lief, lief. Ze komen a.s. zondag misschien! Ger’s idee om te kamperen heb ik indachtig de desastreuze nacht in Dinant maar uit z’n hoofd gepraat!

 

Monthermé, 11-4-02, 20.40 uur.

Vanmorgen, na eindelijk een goede nachtrust bij een leuk adres, al om kwart voor negen op weg. Boodschappen waren niet nodig. De eerste 9 km! stijgen en niet zo’n beetje ook. De tong op de bergschoenen maar wat een mooie weg. Langs een klaterend riviertje, heel rustig. Wat een verschil met gisteren langs de drukke Route National! Dat was ook echt gevaarlijk met die razende vrachtauto’s allemaal langs je. Na die 9 km. een andere bosweg, met wat meer verkeer maar niet storend. Picknick-pauze van 1 uur langs de weg en rustpauze (met blote benen in de zon) op het terras van een cafeetje. Het weer is, hoewel af en toe koud, nog steeds zonnig. Soms moet de jas aan, soms kan ie uit. Soms zweten, soms kou lijden. Ik had na de picknick-pauze wel een uur dooie vingers en dat is lang. Het deed hartstikke pijn toen ze bij kwamen.

Al om 3 uur kwamen we aan in Monthermé, waar we als eerste het syndicat d’initiative bezochten. Na wat gediscussieer was men bereid de curé te bellen die eerst vroeg of we vraiment op weg waren naar Compostelle, of we à pied waren met onze sac à dos. Oui, oui, oui! Toen kregen we het adres van la maison paroissiale waar de curé, monsieur Jean Lechat ons opwachtte. Nou, ’t is niet veel, maar wel een dak boven ons hoofd en we mogen koken in de keuken van de pastorie, bij hem thuis dus. Toen raakten we aan de praat over abbayes en hij bracht ons met de auto naar de abbaye de Laval Dieu; uit de 12e – 15e eeuw, helemaal gerestaureerd. Een uitvoerige uitleg volgde die ik maar half kon begrijpen want ik was zo moe! En m’n voeten deden zeer! Daarna bracht ie ons naar de Champion waar we boodschappen deden, inclusief een lekkere fles Merlot. We liepen terug naar de pastorie waar inmiddels de “maagd” ook was thuisgekomen. Zij stond niet zo te kijken op die pelgrims, maar allez! We mochten koken. Gaandeweg werd ze steeds vriendelijker en ze vroeg zelfs het recept van de ratatouille die zo snel klaar was en we kregen sla, rode kool-sla en rabarberconfiture van haar (voor ’t toetje).

Marijke maakt zich geloof ik nogal zorgen over de te volgen route. Ze kan ‘m niet vinden, zegt ze. Ik ben er heel gerust in. De wereld (en vooral Frankrijk!) is mijn huis. We gaan pitten. De voeten hebben rust nodig. Er is geen (warme) douche, dus dat wordt wassen aan het kraantje. Welterusten!

 

Charleville Mezières, hôtel de l’Europe, 23 km, 19.30 uur.

Ook vanmorgen bij het ontbijt bij de curé begon hij weer een ingewikkelde verhandeling over economie, werkeloosheid, vakbonden, etc, etc. Ik snapte maar de helft. De man had duidelijk behoefte om “op niveau” te praten, maar door de taal waren wij niet van zijn niveau. Om 9 uur op weg. Nog steeds –alweer- prachtig weer. Wel frisjes. We volgen nog steeds het pad langs de Maas. Af en toe een stukje R.N, maar zo snel mogelijk er van af. Vóór half een persen we er dik 14 km uit. Het lopen gaat voor ’t eerst vandaag gemakkelijk. Het begint te wennen! Ook de rugzak, hoewel volgeladen met zwaar voedsel, voel ik nauwelijks. Heerlijk! We drinken koffie in een café in Nouzonville en smeren daar ook uitgebreid ons brood. Om 15.00 uur arriveren we in Charleville Mezières. Een uitgebreide zoektocht naar de goedkoopste overnachtingplaats volgt. Van de secours catholique naar … naar … en uiteindelijk toch maar naar het syndicat d’initiative waar we naar het goedkoopste hotel vragen. Dat is dus hôtel l’Europe dat gedreven wordt door een vrouw, + 45 jaar. Ze heeft op dat moment een familie-reünie want haar moeder en twee zussen zijn er ook. De rest van de familie wordt nog verwacht. De kamer kost € 33,50. Goed te doen dus. Waarschijnlijk blijven we hier vanavond ook eten. Lekker mijn blouse gewassen want die begint wel erg naar pelgrim te ruiken. Mezelf ook maar even een grote beurt gegeven onder de douche. Mag ook wel na dat primitieve kraantje met koud water van gisteren. Word ik verkouden? Ik ben wat hees en voel m’n keel.

In totaal weer 23.7 km gelopen vandaag. Voor ’t eerst voel ik m’n achillespees en eigenlijk wil ik wel graag de tape van m’n enkel afhalen om de pees te kunnen behandelen met het apparaatje van Marion Meerburg. Wat is wijs? Ik besluit het nog een dagje aan te zien.

 

13-4-02, 17.33 uur. Omont. Tegen de 30 km!

Je gelooft je ogen niet als je ziet waar we nu zitten! Ik zou hier goed een week kunnen blijven. Maar eerst vertellen van vandaag. Na ’t ontbijt in ’t hotel weer vroeg op pad. (8.45 uur). ’t Is koud vandaag en voor ’t eerst geen zon. We doen er anderhalf uur over om de stad uit te lopen. Dan over de D 34 naar Chalandry, Flize, D 33 Boutancourt, Elan, Villers le Tilleul en uiteindelijk Omont. In Flize nemen we net als gisteren lunchpauze. De mannen (macho’s) in ’t café vinden ons femmes maar geweldig courageux. Eén slaat zelfs een kruisteken. Beetje overdreven, maar ja. Weer verder. De route is mooi, voor ’t eerst echt Frans vind ik. Landelijk, koeien in de wei, pinksterbloemen, sleutelbloemen, wilde primula’s. Stijgen en dalen, en door ’t forêt d’Elan. Onderweg bezoeken we de eglise de Roger. Een steenoud kerkje met kasteel erbij. We steken allebei een kaarsje op, voor ons onderweg, en voor de families thuis. In Villers le Tilleul zoeken we al naar een overnachtingsplek, maar daar is alles uitgestorven. We rusten in een bushokje want zelfs het kerkje is gesloten. Op naar Omont, wat op de kaart heel wat lijkt want het is een chef-lieu de Canton. Gedreven door de wind en dreigende wolken komen we er om kwart voor vijf aan. Maar wat een gat! Er staat wel een bordje gîte rural maar na wat navragen blijkt die bezet. Dan maar naar de Maire gevraagd. Dat is een heel aardige (knappe) vent van + 45 jaar. Hij kent Compostela, een broer van hem had het ook gedaan, maar niet de hele route. We mogen slapen in de “salle polyvalente” of wat daarvoor doorgaat. Een smal paadje in, bovenop een berg, in de bossen, langs een Romaans kerkje, en daar staat de oude mairie, met erlangs een oud klaslokaal wat men aan het verbouwen is. Er is wel: warm en koud stromend water, een WC, een fornuis, chauffage électrique (maar die krijgt deze zaal niet warm), stoelen en een grote lange tafel waaraan we nu zitten te schrijven. We hebben net thee gezet en zitten onze voorraad eten soldaat te maken. Zometeen gaan we wat warms klaarmaken, nu genieten we van chips, olijven, brood. Alleen de wijn ontbreekt. Buiten waait de wind. Laat ons hier maar lekker bivakkeren!

 

 

14-4-02, Vouziers, 19.15 uur, Hôtel Aragonne **.

’t Was niet koud vannacht gelukkig. En de was was droog. Toen we vanmorgen onze neus buiten de deur staken … regende het. Rechtsomkeer … de poncho’s en gamaschen aan. En toen op pad. Eerst de sleutel terugbrengen naar monsieur le Maire. Hij en zijn vrouw stonden ons al op te wachten. We kregen nog zelfgebakken wafels mee voor onderweg. Zulke fijne gebaren van mensen die je tegenkomt. De regen was snel voorbij maar echt lekker lopen was ’t vandaag niet. Koud, wind, maar vooral moet je ’t bij jezelf zoeken. Ik was moe vandaag. En ik keek uit naar het uur dat Ger en Renée zouden komen. Want dat zouden ze, en ons oppikken, en dan samen naar Vouziers om een slaapplaats te zoeken. Onderweg was er geen bar te vinden, dus langs de weg ons brood gesmeerd. In de beschutting van een alweer gesloten kerkje. De hele tijd dreigde regen en ’t was ijzig koud. Bovendien had mijn telefoon geen netwerk, dus Ger kon me niet bereiken. Bovenop een heuvel probeerde ik het weer. En ja hoor! Ze bleken op nog geen 10 km afstand te zitten! Even later zag ik de Ford de berg oprijden. Ger, Renée, Nogges en Vanos! Het was een fijn weerzien. Samen reden we naar Vouziers. (12 km gesmokkeld, toch 20 km gelopen vandaag), waar we een hotel opsnorden. ’s-Avonds in de stad een pizza gegeten, wat spullen ingeleverd bij Ger, sommige andere weer meegenomen. Ik heb nou fijn twee stokken om te wandelen. Nu lekker pitten, samen met Ger in een comfortabel hotel-bed. Als pelgrim moet je de giften weten te aanvaarden!

 

Dinsdag, 16-4-02                                            Autry, 7.45 uur;       24 km

Zoveel te schrijven en zo weinig tijd! Alles in morse dan maar even. Het afscheid van Ger en Renée + Nogges + Vanos deed weer pijn. We hadden een heerlijke avond. ’s-Nachts kreeg ik hoofdpijn. Van de spanning? Van de wijn die we op de hotelkamer soldaat maakten? In ieder geval moesten er twee paracetamol aan te pas komen. Na het ontbijt in het hotel liepen we richting Autry. Onderweg liep ik afscheid te nemen, alweer, van thuis. Bij ’t vertrek moesten de poncho’s aan maar het werd een wisselende dag, net als gisteren, maar iets minder koud. Marijke heeft last van haar darmen. Ik hoop dat het niet doorzet. Ze had vandaag een moeilijke dag. Maar door de koolzaadvelden die voorzichtig beginnen te bloeien, en ook door een stuk vlak graanland, bereikten we Autry. Slaapplaats zoeken. Er is hier in ieder geval een maire, een salle polyvalente, een bar, een camping en een boerderij met “Hollanders”. Dat werd ons in het dorp ervoor al verteld. En daar kwamen we dus terecht. Bij de familie Boxebeld, mensen die in 1951 naar Frankrijk zijn geëmigreerd. Allebei al in de 80, maar nog actief op de boerderij die hun zoon heeft overgenomen. Ik kan het thuisfront niet bereiken om door te seinen waar we zitten (dat doe ik iedere avond), want de GSM heeft geen netwerk. Dat zal nog wel vaker voorkomen, denk ik. Bij de familie Boxebeld zijn we dus welkom. We helpen mevrouw een beetje met de afwas en de was en zo want ze heeft behoorlijk reuma. Maar wat een leuke mensen! Niet meer gewend om Hollands te praten, helemaal verfranst, maar voor de dorpelingen nog steeds “de Hollanders”. We blijven er praten tot 10 uur ’s-avonds, en dan gauw naar bed. Lekker geslapen, en nu is het dan morgen en gaan we richting Ste  Menehould. Het is een grijze regendag. Leve de poncho!

 

22.15 uur.

Inderdaad. Kletsnat werd alles. Onder of boven de poncho, het maakte niets uit. Overal straaltjes. We zetten er flink de pas in. Om 12.15 uur bereikten we Vienne le Ville waar we een café/bar verwachtten om koffie te drinken en brood te eten. We hadden toen al 15 km gelopen, en waren doornat. Géén café! Wat doet die Marijke?! Ze belt aan bij het eerste het beste huis en vraagt zielig: hééft dit dorp geen café? Waarop we dus binnen genood worden door het echtpaar dat er woont! Ze zetten koffie en thee voor ons en we smeren ons eigen brood. We praten een heel uur gezellig over Santiago, Holland-Frankrijk, het weer, de kleinkinderen, etc, etc. ongelooflijk hoe Marijke dat toch steeds weer voor elkaar krijgt. Als ik dat op het einde van de tocht ook maar een heel klein beetje durf ben ik al tevreden. Na Vienne le Ville hoeven we nog maar 9 km naar Ste  Menehould. Onder het lopen is de wereld klein vandaag, niet verder dan de klep van de muts van de poncho tot ongeveer 2 meter vóór mijn voeten op het wegdek, zover reikt mijn gezichtsveld. In Ste  Menehould zoeken we het syndicat d’initiative weer op en herhaalt zich het ritueel: waar is hier de goedkoopste overnachtingplaats? Het lijkt erop dat dat de “salle des jeunes ouvriers” is, geen jeugdherberg, maar toch net zoiets. Kosten: 46 €uro pp!! Te duur dus, vinden we. Dan maar naar Hôtel de la Poste. Kosten € 23,- voor twee personen. Heel wat beter. Kleren wassen, douchen, en daarna de stad in. Ik koop een brood voor morgen en ook nieuwe vette gezichtscrème, want de huid heeft heel veel te lijden door het constant buiten zijn. Ik zie allerlei rimpels die er eerst niet waren. En verder bij de pharmacie ook nog een hoestdrankje want “j’ai mal au gorge et dois tousser sèche pendant la nuit”. Goed hè, dat Frans! Als je zo een heel gesprek moet voeren net zoals met die mensen tussen de middag is het wel moeilijk, en ook vermoeiend. Maar eigenlijk gaat het best goed. Ik ga gauw slapen want de rust is essentieel voor de benen en de voeten.

Oh ja, Autry <-> Ste  Menehould = 25 km.

 

Woensdag 17-4-02.                                        Possesse, 20.50 uur;          27 km.

Toen we Hôtel de la Poste verlieten, om 8.45 uur, was ’t zompig, vochtig en bewolkt, maar ’t regende niet. Het is moeilijk om de juiste kleren te kiezen want je gaat snel zweten van de inspanning, maar je koelt ook weer snel af, zeker bij een beetje wind. De weg uit Ste  Menehould richting Givry en Argonne was moeilijk te vinden. We verliepen ons dus ook en dat betekende een omweg van + 2 km. De RD 382 was redelijk druk, veel bergie –op en –af, en dus niet prettig om te lopen. Veel dieselstank van passerende vrachtauto’s. Bovendien passeerden we een plek waar ze een nieuwe TGV aan ’t aanleggen zijn en vanaf dat moment kregen we te maken met (in colonnes van 4) aan- en afrijdende zand-vrachtauto’s. Na een poosje kenden alle chauffeurs ons en dat werd dus de hele tijd toeteren.

Onderweg lopen Marijke en ik zelden langs elkaar. Bergop loop ik meestal harder, en bergaf Marijke; meestal zit er zo’n 100 meter tussen ons.

Om half 12 een korte pauze in de berm van de weg. Dat ging gelukkig weer omdat de zon was beginnen te schijnen. Daarna doorgestoomd tot Givry en Argonne. Hier hebben we met ons gezin 2 keer op de camping gestaan en ik heb Marijke het meertje laten zien. In Givry dronken we koffie en aten we ons brood, buiten op ’t terras van de bar. Even getwijfeld of we hier op de camping moesten gaan staan, of chambres nemen. Maar we hadden er maar 17 (km’s) gelopen en morgen naar Vitry is het ook nog ver. Doorgelopen dan maar, hoewel we wisten dat er in de volgende dorpen helemaal niks te vinden zou zijn; geen bar, geen winkel, geen bakker, niks. In het uiterste geval konden we ook nog de tentjes opzetten. We waren de drukke weg moe en namen een alternatieve, rustige route. We kwamen in het dorp Contault waar we bekaf bij de Mairie aanklopten. De burgemeestersvrouw, die de elections van komende dimanche aan het voorbereiden was, hield de boot af en verwees ons naar een zeer chique huis dat we al gepasseerd waren, en waar Hollanders woonden die een gîte verhuurden in Possesse, 4 km. verderop. Wij aanbellen, kloppen. Eindelijk werd er open gedaan en inderdaad, we konden Nederlands praten. We werden binnen, nou ja buiten op het terras genood bij de familie van Gink, waar we in de zon 2 pilsjes soldaat maakten. Mevrouw vond het goed, was bereid ons naar de gîte te brengen, we kregen brood mee, sinasappels, bronwater. Toen op naar Possesse. Nou ja, gîte! Een geweldig groot mooi huis, voor 7 personen, heel mooi ingericht. Je verdwaalt er gewoon! De verwarming werd aangezet (ook nodig want het is nog steeds koud!) en de chauffe-eau, zodat we morgenvroeg kunnen douchen. Ongelooflijk, zo riant als we hier zitten. We hebben ons prutje gekookt van onze nood-voorraad die Marijke op het karretje meesjouwt.

SMS-en naar huis verloopt moeizaam, er is een heel slecht bereik. Hopelijk is ie aangekomen. Vannacht lekker weer in een bed slapen en morgenvroeg om 8 uur staat mevrouw van Gink hier weer om de boel af te sluiten. Dan gaan we richting Vitry le François.

 

Donderdag 18-4-02. 18.45 uur.        23 km.                Vitry en Perthois, gemeentezaaltje.

Ook vanmorgen alleen maar hartelijkheid. Mevrouw bracht nog een heerlijk lunchpakket mee, omdat we onderweg geen winkels zouden tegenkomen. Betalen voor het verblijf en het eten mochten we niet. Wat een gastvrijheid!

Vitry le François hebben we niet bereikt, maar dat lag niet aan het niet kunnen, maar niet willen. We zitten er 2 km vanaf in een voorstadje waar we van de maire onderdak hebben gekregen in een klein zaaltje. Toen we er aankwamen waren er dames van een welfare-clubje (ze zetten koffie voor ons) en toen we ons veilig op ons eigen waanden (Marijke had haar was al gedaan en die hing dwars door het lokaal te drogen; onze hele rotzooi lag uitgespreid op de rij tafels in het midden, overal slingerden natte poncho’s, wandelschoenen, etc, etc.) toen kwam er een muziekleraar zijn leerlingen hier les geven in noten lezen. Dus genieten we nu van een gezamenlijk opdreunen van de do-mi-do-la, etc, etc; in ritme. Eerst maakten we wat tafels vrij, zodat de muziekles ook kon plaatsvinden. Het zoveelste avontuur! Ik had best willen doorlopen naar Vitry naar een hotel, maar Marijke had er niet zo’n zin in. Ze wilde niet de drukke, lawaaierige stad in. We waren in dit dorp aangespoeld in een stortbui nadat het de hele dag droog - koud - af en toe miezerig -  was geweest. Uitgestrekte heuvels met graan, koolzaad en massa’s leeuweriken in de lucht. Zoals gezegd een plotselinge stortbui die ons -net op tijd- een bar deed binnenspoelen. Marijke direct op onderzoek uit; is er hier een curé, een maire? Ja, allebei dus. In de bar zat men aan onze lippen gekluisterd en kregen we een glas wijn aangeboden. Toen de bui over was gingen we op weg naar de curé, die echter helemaal niet gentil was en ons doorverwees naar Vitry. Dat zag ik ook wel zitten, maar Marijke gaf niet op. Naar het gemeentehuis dan maar. Ik heb het haar laten regelen, want het was haar keuze. Triomfantelijk kwam ze naar buiten: het kán hoor! En zo zitten we hier in dit zaaltje; ik niet zo op mijn gemak. Maar och, we zullen hier wel weer lekker pitten, er is warm water en we hebben -gratis- een dak boven ons hoofd!

 

Vrijdag 19-4-02, 19.40 uur.  St. Remy en Bouzemont,   17 km.

Ondanks voorbijrazende vrachtauto’s en akelige dromen over het thuisfront (oh dat onderbewuste!) toch goed geslapen en goed uitgerust. We lagen er om half tien al in en ik ben vrijwel direct in slaap gevallen nadat ik nog even naar Rens zijn radiootje had geluisterd. Vanmorgen regende het. Poncho’s aan! Het was weer echt april-weer. Regen, zon, later op de dag enorme averses met hagel en onweer. Het lopen ging evenwel lekker. We lieten Vitry le François westelijk liggen maar konden toch nog “genieten” van een grote stad door de nieuwe rondweg die nog niet op mijn 20 jaar? oude kaart stond aangegeven en waarlangs onze route liep.

Gisteren ben ik vergeten te vertellen dat we onze eerste wijngaarden in Frankrijk gepasseerd zijn. Champagne-wijn, wel te verstaan, en Vitry le Perthois heeft zelfs zijn eigen appellation, zo vertelde de burgemeester trots. Ook vandaag werden we vergezeld door leeuweriken en ik hoorde de eerste koekoek dit jaar. Rond 12 uur bereikten we Cloyes sur Marne. Géén bar, dus picknicken vóór de kerk op een bankje. We hadden ons brood nog niet op of daar kwam me toch een hoosbui naar beneden! Hagel, wind, regen! Laat nou dat geweldig mooie Romaanse kerkje van Cloyes het enige kerkje in heel Noord-Frankrijk zijn dat niet gesloten is! We konden er dus schuilen, en tegelijkertijd genieten van het interieur. Ik heb mooie dia’s gemaakt. Na die stortbui werd het heel koud. Alle kleren aan, maar ik verlangde naar mijn winterjas. We volgden voor het eerst de grande randonnée. Onderweg zagen we opnieuw de gevolgen van de grote storm van 1999. Hele bossen die nog plat lagen, massa’s hout dat op hopen lag (om opgestookt te worden, zonde!) en veel pepinières. In Ste  Menehould hebben we ook in het hotel een man ontmoet die nog in de bossen werkte met een grote machine om de bomen op te ruimen. Hij zei dat er nog voor jaren werk was. Elk jaar schijnen hier nog 30 mensen om te komen door nu nog onverwacht omvallende bomen. Maar goed, vandaag onderweg dus. Verlangde ik eerst naar m’n winterjas, een half uur later stak de zon alweer zo gemeen dat ik om m’n bikini riep. In een plensbui liepen we St. Remy de Bouzemont binnen. Ha, een bar! Koffie! Daar had ik onderweg al hallucinaties van. Er was ook een bakker en een epicerie maar die ging pas om half 4 weer open. We besloten erop te wachten omdat we helemaal door onze voorraden heen waren en er in Outines, ons doel, geen winkel was. De rugzakken in het café laten staan en het dorp in. Telefonisch geprobeerd in Outines chambres te bestellen. Bij de mairie, bij alle andere adressen die we hadden uit het boekje van de G.R. Niks! Nou, dat was dus simpel. We moesten in St. Remy blijven. Dus reserveerden we kamers bij de Chambres d’hôte, en doken de kroeg weer in. We werden verschillende keren getrakteerd op wijn. Gelukkig waren ’t maar kleine glaasjes. En nu zitten we hier zeer luxe (eigen badkamer, geweldig gezellige kamer) te wachten op het eten dat geserveerd gaat worden. Ik ben heel benieuwd! Morgen zie ik Ger weer. Hij heeft chambres geregeld in Villiers le Brulé. We zien elkaar in de omgeving van Lentilles. Rianne komt ook mee. Ik verlang er naar. Bovendien schijnt ’t morgen weer mooi weer te worden. Goede vooruitzichten!

 

Zondag 21-4-02, 15.00 uur.           Villiers le Brulé.

Zondag rustdag. Dat brengen we heerlijk in praktijk. We hebben een vakantiedag op de boerderij (chambres d’hôte) waar men ons heerlijk met rust laat. Al onze was is gedaan en hangt te drogen, inclusief lakenzak etc, etc. De schoenen zijn gepoetst en opnieuw in de impregneer gezet. Overtollige dingen uitgezift, die gaan met Ger + Rianne retour Panningen. Andere (zeep, diarolletje, landkaarten) zijn aangevuld. Kortom; alles is even gereset zodat we er morgen fris tegenaan kunnen. ’t Is af en toe gewoon nodig.

Toen we gisteren vanaf St. Remy vertrokken kwam de mist uit de aarde omhoog dampen. Mooi om te zien. Tot de middag bleef dat zo. We volgden weer de G.R, heel mooi, goed pad, door bossen en moeras, langs étangs. Tot bij een boerderij de boer ons al waarschuwde: directions Outines? Le chemin devra mouillé! En dat was een waarheid als een koe. De weg was kapotgereden door tractoren en er stond blubber tot de knieën. Dat betekende voor mij balanceren met de rugzak en voor Marijke: verstand op nul en dóórtrekken die kar! Tot over de assen in de klei. Alles vol spetters. Mijn broek tot de liezen. Na een paar km werd ’t beter maar toen bleek Marijke een lekke band te hebben. Gestopt bij de eerste boerderij van Outines waar de 2 zoons, aanvankelijk aangevoerd door hun pa, professioneel ’t reservebandje plaatsten en de kapotte binnenband repareerden. Al met al duurde dat toch nog dik een uur. Toen in Outines op een bankje in de doorgebroken zon ons brood gegeten. Plus chocolade, want we zijn serieus aan de chocolade gegaan. Het afvallen gaat in zo’n tempo dat, als ’t zo doorgaat, er niet veel meer van me over is als ik thuis ben. Er moet dus meer energie aangevoerd worden en dat kan in de vorm van chocolade.

Op naar Lentilles, naar het mooie kerkje met “pans de bois”(=vakwerk) dat o.a. gewijd is aan Jacobus. Ons eerste Franse Jacobskerkje dus. Net vóór Lentilles stonden Ger, Rianne, Nogges + Vanos ons op te wachten. Ik had juist mijn rugzak afgedaan voor een plaspauze. Samen bekeken we ’t kerkje en reden toen door naar Villiers le Brulé. s’-Avonds samen gegeten in Piney en nu, zondag: vakantie dus! De zon schijnt volop!

 

Maandag 22-4-02.                       Clerey, 18.25 uur.    

                                                                           27 km.

Ger en Rianne nog niet hoye gekust of we zitten alweer in het volgende avontuur. Inderdaad werden we vanmorgen na het ontbijt uitgezwaaid en namen we afscheid, nu voor wat langere tijd, zeker wat betreft Rianne. We namen de route langs het meer “lac d’oriënt” over Piney, Géraudot, Lusigny naar Clerey. Het was voor ’t eerst echt warm vandaag. Bij de eerste koffiepauze in Géraudot worden de pijpen dan ook afgeritst en lopen we in korte broek en hemdje. Ik denk na over het weekend. (dat was heerlijk, veel meer rust dan de vorige keer dat Ger er was, en daarom was het afscheid ook minder moeilijk) En er komen heel gekke dingen boven vandaag. Droomde ik eerder al van m’n werk vroeger bij CRM, over Wineke en Annie, nu had ik allerlei beelden over de tijd dat we in Camarès woonden. Toen het riool verstopt bleek b.v, en over de equinoxe toen de Dourdou het balkon van de fam. Serin bijna wegspoelde.

Je kunt merken dat we gerust hebben. Het lopen gaat gemakkelijk. We zijn vastbesloten om te gaan kamperen vandaag. Het weer is er naar. Maar het lot beslist anders! In Clerey vragen we de weg aan de eerste de beste voorbijganger, de weg naar de camping. Het blijkt de curé te zijn, die wel even wil telefoneren of de camping open is. Dat is het geval, maar toen hij erachter kwam dat we op weg zijn naar Compostela nodigde hij ons uit om bij hem te blijven slapen. Geweldig leuk. Hij liet ons zijn oude kerkje zien, half Romaans, half middeleeuws, met talrijke mooie beelden en een prachtig retable, (altaarstuk) Vlaams, uit de 16e eeuw. We dronken thee met hem. Daarna douchen. Hij verlangt een kleine tegenprestatie: we moeten vanavond koken. Geen probleem!

Marijke zoekt nog even een café op in het dorp. Ik wil schrijven en alvast aan het eten beginnen en ga dus niet mee. Vannacht alweer in een bed! Ik ga het kamperen nog verleren!

 

Dinsdag 24-4-02.               17.30 uur;     Chaource,      23 km.

Na ’t ontbijt met gebakken eitje bij de curé om half negen alweer op pad. Opnieuw broekenafritsweer maar niet zo warm als gisteren. We steken de Seine over bij St. Parres-les-Vaudes, en die mijlpaal wordt op de foto gezet. In Rumilly-les-Vaudes bekijken we de mooie kerk met alweer een beeld van St. Jacob. Dan vervolgen we onze weg door het fôret de Rumilly. Echt mooi. Zoveel bloemen in de berm, daar zou je jaloers op worden. Meibloemen, maartse viooltjes, andere soort viooltjes, boterbloemen, wat ik noem sleutelbloemen, nog een soort blauwe bloemen die ik wel eens in de tuin gehad heb, en tenslotte lelietjes van Dalen. En dan de rest die ik niet herken. Ook de vogels laten van zich horen. Specht, koekoek, merel, zanglijster, die kan ik eruit halen. Maar wat is dat toch voor een beest wat zo lacht? Is dat een ekster? We zien heel veel roofvogels, grote, met een spanwijdte van wel een meter.

Vlak voor Rumilly worden we aangehouden door een man die z’n auto aan de kant van de weg heeft gezet. Waar we naar toe gaan? Naar Compostela dus! Hij enthousiast: ik ook! Ik vertrek over twee weken met m’n maat op de fiets! Hij wilde vanalles weten, hoe lang we onderweg waren, hoe de route wordt, enz, enz. hij vertrekt vanaf Vezelay en heeft maar drie weken! Dat wordt aanpoten, maar hij fietst zonder bagage. Z’n vrouw volgt hem met de caravan. Het ultieme echter lijkt hem het te voet gaan en dat kunnen wij alleen maar beamen. Na elkaar bonne chance! gewenst te hebben vertrekt hij weer.

Aan de reacties van mensen kun je trouwens merken dat we al verder in Frankrijk komen. Zowat iedereen kent Compostelle, maar dat niet alleen. Als we in ’t begin vertelden dat we te voet uit Nederland komen waren de reacties nagal lauw: “oh”. Maar nu is het: “C’est vrai?! Quelle courage!” Wij glimmen natuurlijk.

Bij het naderen van Chaource krijg ik een inzinking. Ik moet constant geeuwen en kan zó wel gaan liggen slapen in het gras. Maar goed dat er een bar is in Chaource waar ik een dikke kop koffie neem. We hebben maar 23 km. gelopen vandaag maar zijn allebei moe. Er lijkt een weersverandering op komst, misschien is het ‘m dat. We melden ons -op aanraden van de pastoor in Clerey- bij de presbytère (pastorie). Daar is men helemaal ingericht op pelgrims. Men heeft een refugio en we moeten ons inschrijven. Het enigste wat ontbreekt is een warme douche. Dan maar een kouwe, daar wordt je hard van! (Wilma schijnt dat trouwens elke dag te doen, brrr!)

En hier zitten we dan bij een kop citroenthee en chips te schrijven. Het is hier koud, dat wel, maar de chauffage électrique op ons kamertje werkt. Vanavond gaan we in Chaource wat eten. Er zijn hier meer restaurants. Met Maurice, de pater die ons inschreef, praten we nog wat over de verkiezingen van afgelopen zondag.

Chirac ß---à le Pen, maar 2% verschil!! Maar volgens Maurice wil niemand écht le Pen en wordt hij bij de volgende ronde, over twee weken, weggestemd. Laten we het hopen!

 

Donderdag, 25 april.           13.15 uur      Tonnerre       22 km + 11 gesmokkeld.

Marijke had vanochtend een migraine-aanval. Met medicijnen kon ze ‘m onderdrukken en waren we toch weer om 10 uur op pad. Beetje onzeker vandaag wat ons doel is, want we zitten weer helemaal midden in the middle of nowhere. In ieder geval is het echt zómer, warm, en na 6 km bergop - bergaf zijn we al helemaal doorweekt. We nemen een tweede ontbijt in een zoveel sterren-hotel, ergens in een dorpje van niks. Er is voor de rest niéts, geen bar, zelfs geen telefooncel. Hoe kan zo’n chique hotel daar bestaan? En ze waren volgeboekt, hoorde ik de eigenaresse door de telefoon verklaren.

Verder maar weer, de zomer in. Om ons heen ggggrrraaaaaaaaaaaaaaaaannnnn en kooooooooooooooooooolzaaaaaaad – velden zover onze blik reikte, en natuurlijk werden we weer begeleid door de leeuweriken. Het is trouwens leuk om te merken dat je een dorpje nadert. Eerst is er behalve graan, koolzaad en hellingen helemaal niets. Dan zie je in de verte een klein puntje, dat even later een spitsje wordt. Langzaam piept er boven de horizon van de helling een kerktorentje. Dan volgen de bomen eromheen en dan pas de daken van de huizen. Voilá, weer een dorp! In Chesney houden we in de schaduw van lindebomen onze middagpauze. Chesney is echt een heel mooi dorp, mooie Romaanse kerk, en er staan nogal wat leuke huizen te koop. Mmm …, werken in Tonnerre (+20 km) en hier wonen …  Ach, het blijven altijd dezelfde dromen.

Sinds vandaag heb ik m’n eigen tent in mijn rugzak. Marijke had ‘m tot nu toe op het karretje maar sinds haar migraine-aanval ben ik self-supporting. Het valt me mee, het gewicht. Waarschijnlijk toch de goede rugzak gekocht. We naderen Melissey, ons voorlopige doel, om 17.00 uur kijken of er wat te slapen valt. Dat is dus niet het geval. Zelfs de winkel die in de G.R.-gids staat aangegeven blijkt gesloten. De busonderneming die er gehuisvest is doet stuurs en wil ons niet naar Tonnerre vervoeren. (11 km verder, =grote stad met alles erop en eran.) We willen graag naar Tonnerre want onze schoenen moeten dringend nieuwe hakken. We lopen al 4 dagen naar een cordonnier te zoeken maar die blijken in Frankrijk zeldzaam. De curé in Clerey vertelde ons desgevraagd dat hij al sinds 1940 nooit meer z’n schoenen had laten repareren. Toch moeten wij zo’n persoon zien te vinden. In Chaource weet men te vertellen dat in Tonnerre toch zeker …  Dus op naar Tonnerre. Dat blijkt in Melissey nog niet zo eenvoudig. Nog eens 11 km lopen kunnen we allebei niet meer. Dan maar liften. Of … de maire vragen om een oplossing. Die zit echter voor een vergadering in Parijs en komt pas om 11 uur thuis vanavond. Een beetje laat voor ons. Gelukkig heeft zo’n dorp ook nog een loco-burgemeester en die weten we ook nog te vinden. Hij laadt onze spullen in de kofferbak van z’n Mercedes en sjeest ons naar de camping in Tonnerre, wat z’n woonplaats is. En behalve loco van Melissey is hij ook nog producteur de vin. (We zitten in de Bourgogne-streek.) Dat komt goed uit zeg ik, ik ben consummeur. Of dat goed Frans is betwijfel ik maar hij begrijpt het in ieder geval wel. Zo komen we om 18.00 uur op de ** camping in Tonnerre. We laten onze rugzakken bij de receptie staan en rennen naar de stad want om 19.00 uur gaan de winkels dicht en die schoenmaker moeten we nog zien te bereiken. Dat lukt ons, hij zit bij de Auchan in hetzelfde gebouw. Pas loin zegt de camping-mevrouw, maar het zijn zeker nog 3 km lopen. En, teleurstelling, hij wil het niet vóór zaterdag doen! Hij heeft het zóóó druk! Maar, zegt-ie. Er is nog een schoenmaker, in de stad. Wij dus weer naar het centrum. Deze schoenmaker is al om 18.00 uur gesloten. Dus wachten tot morgenvroeg. Ondertussen ben ik echt wel vermoeid geworden van ’t gesjouw en ik heb te lang niets gegeten. Ik voel me goed misselijk worden en m’n buik komt in opstand. We duiken een restaurant in waar ik bijna niets durf te eten. Ik word al misselijk van de knoflooklucht van de escargots die de mensen aan het tafeltje naast ons aan het eten zijn. Ik wring wat koude groente, witte rijst en een vis-filet naar binnen. Gauw terug naar de camping waar de tent nog moet worden opgezet! Een douche en pitten!

Nu is het dan donderdag. Mijn buik gaat wel, nog wat diarree. We ontbijten in het campinggebouw en dan, voor de zoveelste keer, op naar de schoenmaker. Dit blijkt een hele aardige leuke jonge vent te zijn: “Vous le voulez tout-de-suite?” Oui! Nou, morgenvroeg zijn ze klaar. Een rustdagje in Tonnerre. Marijke en ik bekijken ieder afzonderlijk de stad. Het mooiste vind ik de “Fosse Dionne”, een heel mooie bron, in het centrum. Doodzonde dat ik m’n fototoestel niet bij me heb. Ik verwen mezelf door bij een traiteur 2 roules aux fromage te kopen voor de lunch. Er mag weer wat spek op! (Op mezelf, dus!) Gewapend met een krantje terug naar de camping waar de was wordt gedaan en waar we door de camping-meneer worden verwend. We krijgen verse pinda’s en crème de cassis, zonder alcohol, fait maison.

Morgen weer meer avontuur!

 

Vrijdag, 26-4-02.                19.00 uur                Chablis.                  19 km.

Ook vanmorgen is de camping-meneer op z’n best. We krijgen een extra uitgebreid ontbijt met yoghurt, crêpes faites maison, extra veel brood, jus d’orange etc. etc. “omdat we veel energie nodig hebben om te lopen.” Heel lief. Nog vergeten te vertellen dat we gisteravond een Nederlandse jongen tegenkwamen toen we van het restaurant terug op weg waren naar de camping. Ook te voet, met z’n hond, was hij, via Vezelay – Spanje, eigenlijk op weg naar Afrika. Dat is pas echt avontuur. We praatten even samen en wensten elkaar goede reis. Vanmorgen wederom op weg naar de schoenmaker; gepakt en gezakt en op onze slippers kwamen we eraan. DE SCHOENEN WAREN NIET! KLAAR! Nou ja, je leert je niet druk te maken. Dan maar eerst een tas koffie in een bar en –altijd ’t positieve blijven inzien- toen toch nog tijd om dia’s te maken van de Fosse Dionne.

Op nieuw gehakte schoenen (€ 10,- p.p.) zoeken we de G.R. op. Mooie route vandaag, niet zoveel kilometers voor de boeg; we doen ’t rustig aan. Nodig want we voelen ons lijf. Jammer genoeg begint ’t te regenen. Maar dat heeft gelukkig geen invloed op mijn humeur.

In onze poncho’s bereiken we Chablis. Inderdaad hét Chablis van de wijn. We zitten midden in de bourgogne-wijnstreek en dat zullen we weten ook. Chablis is best wel toeristisch. Er zijn zat hotels etc. maar komaan! We zijn pelgrims! En we zoeken hotel presbytère. De curé verwijst ons naar de mairie en daar krijgen we de sleutel van de salle de jeunesse. Geen douche, wel bedden en verwarming. Kan best voor een keer. Morgen richting Vermenton of daaromtrent.

 

Bessy sur Cure,       27-4-02         21.10 uur                28 km.

De luiken open … zon! Blauwe lucht! Onze spullen gepakt. Een heel karwei want we hadden onze natte tenten te drogen gehangen. De sleutel bij de mairie gedeponeerd, een brood gekocht bij de bakker, en om klokslag 9 uur verlaten we Chablis. Rondom Chablis heeft de ene monocultuur plaatsgemaakt voor de andere; in plaats van koolzaadvelden is het nu druivestruiken wat de klok slaat. In Prehy zien we het produceren van Eau de vie. Op een parkeerplaats aan het begin van het dorp staat een levensgroot verrijdbaar destilleerapparaat. Een tractor met druivenresten erbij. Die resten worden in dat apparaat gegooid, er wordt gestookt met houtblokken. Op de een of andere manier komt er zo aan het andere uiteinde van het apparaat Eau de vie uit, 65 % alcohol. Er wordt een dia van ons gemaakt bij die productie. En verder maar weer. Niet voor ver. Aan het einde van het dorp besluiten we tot een rustpauze. Met onze rug tegen een muurtje zitten we in de zon, uit de wind, want die is koud vandaag. Even later komt er een man nieuwsgierig om het hoekje kijken: Ja, daar zitten ze! Hij had ons vanochtend uit Chablis zien vertrekken. Hij nodigt ons uit om koffie bij hem te drinken. Hij woont met z’n gezin 50 m. verderop. We blijken op een plekje te zitten waar alle pelgrims die voorbijkomen een rustpauze houden. Inclusief de twee geheimzinnige mannen waarvan we nu al 1½ week horen praten. Ze liggen een week op ons voor en blijken dus dezelfde route te volgen. De koffie smaakt lekker. We maken kennis met het gezin. Hun naam ben ik niet te weten gekomen. De vrouw des huizes maakt schilderijen, maar niet professioneel. Ze wil weten hoeveel ik als kunstenaar verdien: niet genoeg dus! Een half inkomen misschien? Ze vindt het voldoende om me te bewonderen.

In het volgende dorp treffen we een bar-restaurantje. We besluiten er wat te eten. Marijke neemt charcuterie en salade en ik een groot bord eigengemaakte frites. Een stevige bodem om verder te gaan. O ja, niet vergeten! STENEN om te beeldhouwen. Tussen Prehy en St. Cyr, op de D2. Een keertje op gaan halen. Het loont de moeite want het zijn er veel en hele mooie. Verder naar Vermenton. Daar komen we om 4 uur aan, met de bedoeling een slaapplek te zoeken. Eerst even de kerk in. Daar moeten we blijven want er begint net een uitvoering van het plaatselijke gemengde koor: Chorale des Narcisses. We houden het een half uur uit voor we een kop thee gaan drinken in een Hotel, wat geen hotel meer blijkt te zijn. Volgende verrassing: er vindt dit weekend een mars plaats van Auxerre naar Vezelay, 50 km. 4000 – 5000 wandelaars worden verwacht. Daar gaat onze verwachte rustige aankomst in Vezelay! Bovendien zijn alle beschikbare slaapplekken in de omgeving bezet. In Vermenton is niets meer. In arren moede lopen we door tot Lucy sur Cure en vervolgens tot Bessy sur Cure. Daar vinden we op het nippertje (het is al half 8) een plaats in een gîte d’etappe die eigenlijk al vol is, maar waar de mensen van één kamer niet zijn komen opdagen. We koken een prutje van bonen en cup-a-soup in de gezamenlijke keuken. De buik weer vol. Welterusten!

 

 

 

 

Maandagmorgen, 8.30 uur.           Vezelay, hostellerie St. Bernard.

                                                                                     Do mi si la do re

De Fransen die ook in de gîte verblijven schenken ons een glas wijn. Zij gaan zondag de mars lopen. Als we ’s-morgens opstaan zijn zij al vertrokken. Wij zoeken onze eigen mars, volgen gedeeltelijk de G.R.’s en -ook heel mooi- een oude Romeinse weg. Zo komen we ineens op de route van de mars en nog wel bij een rustpost. We krijgen er een sinasappel. Ik krijg even helemaal het kennedymars-gevoel, zeker als we -langzaam als we lopen met onze bagage- worden ingehaald door heel veel andere wandelaars en renners. En wie zien we onderweg? De Franse mensen uit de gîte van vannacht. Leuk! Ook later in het cafétje van St. Moré treffen we hen, maar dan wijken we toch echt af en volgen onze eigen weg. Het is beginnen te regenen, en nog niet zo’n beetje ook, als we Sermizelles binnenlopen. Er moet wat gegeten worden want de buik rommelt. Er is echter geen droog plekje in Sermizelles te vinden. Geen bar, de kerk is dicht; tja, dan maar naar het bushokje waar al een andere jongen staat te schuilen. We verjagen hem (door ons gelach en gekwetter) en hebben het rijk alleen. Het is te vies om te gaan zitten. Gebruikte condooms en andere troep op de grond. Staande eet ik mijn brood als boven ons aan de overkant van de straat ineens een raam open gaat: “Hé! Jullie hebben ook niet veel geluk? Willen jullie binnen komen voor een kop koffie of chocolat?” Nou, dat willen we wel. En zo drinken we koffie en laten onze poncho’s drogen bij Christianne Schumacher. Zij is ook een (halve) kunstenaar, ze voorziet in haar levensonderhoud door allerlei huisvlijt-spulletjes te maken van hout, droogbloemen, etc, etc, die ze verkoopt aan toeristen. Bovendien verbouwt ze eigenhandig haar grote huis wat eerst een hotel is geweest, én voedt ze haar dochter (15-16 jr?) alleen op. Wat een duizendpoot! Ze leeft heel gelukkig. Om een voorbeeld aan te nemen. We hernemen onze weg richting Vezelay. Eindelijk, na weer een haarspeldbocht, zien we het stadje op de top van de heuvel liggen. Ik word hartstikke blij. Het einde van de eerste etappe in zicht! Met bewondering kan ik naar m’n voeten kijken die me helemaal hierheen hebben gebracht. De zolen van m’n schoenen zijn versleten maar m’n voeten zien er prima uit! Ik kan ook niet begrijpen dat we al zo ver zijn. Op de een of andere manier is het zó snel gegaan. In Asquins drinken we een biertje in een bar om het te vieren. Nu alleen nog maar bergop! We komen weer op de route van de mars en tezamen met andere wandelaars uit Auxerre e.o. bereiken we de top via de G.R. en komen direct achter de basiliek van Ste Madeleine aan. Allereerst de kerk binnen. Het doet me best wel iets om hier weer te staan. Twee jaar geleden was ik hier met Ger samen en schreef ik in het boek van de basiliek dat ik hoopte dat ik in dit jaar aan mijn Compostela-tocht zou kunnen beginnen. En nu is het werkelijkheid! Lang tijd om erover te mijmeren heb ik niet. Wie komt daar aangelopen? Ton! Uit Namen en Dinant! Het is een hartelijk weerzien. Samen gaan we naar de Vespers waar ik (bezweet als ik ben) te sterk afkoel en kou vat. Met Ton is ook alles OK. Hij loopt heel grote afstanden, wel 40 km per dag, en dat met 16, 17 kg bagage. Na de Vespers, die indrukwekkend zijn, (niet te vergelijken met Leffe) zoeken we onderdak en komen terecht in de hostellerie St. Bernard van de broeders van Jerusalem. Een refugio dus. We krijgen tassen met eten mee om ons eigen prutje te koken. Ik koop nog gauw een fles wijn om soldaat te maken tijdens het eten. We hebben veel bij te kletsen. Morgen rustdag in Vezelay. Kaarten sturen naar huis, dit schrift op de post doen, fotorolletje naar huis sturen, kleren wassen. Het wordt een regen-dag. Ben ik effe blij dat we niet hoeven te lopen!

 

 

 

(Koninginnedag)                                   32 km!

30-4-2002               dinsdag         21.53 uur                Marigny l’église

 

Vanochtend om 7 uur zaten we in de mis van de Basilique Madeleine. Ons afscheid van Vezelay. Ton, Marijke en ik moesten naar voren komen, we werden apart genoemd en kregen de pelgrimszegen. Ook, symbolisch, een brood voor onderweg. Daarna mochten we samen met de Broeders -in stilte- ontbijten. Ik vond het heel indrukwekkend. Daarna onze rotzooi inpakken en wegwezen. Marijke wil een apart paadje en ik wil gewoon over de weg naar St. Pere  waar de G.R. 13 begint richting le Puy. We gaan apart en spreken af voor de kerk in St. Pere. Ik moet lang wachten voor Marijke komt. Ik ben eigenlijk van plan om alleen door te lopen omdat het traject van vandaag behoorlijk lang is, 31 km Grande Randonée, en zwaar terrein. Maar daar komt toch: Marijke; en even later ook Ton, van wie we eigenlijk afscheid had genomen. De G.R. is heel mooi, maar erg zwaar. Te zwaar voor mij. Ik denk erover om m’n tent achter te laten. Ik weet het nog niet, want die tent betekent ook de zekerheid van hoe dan ook onderdak. Onderweg, tijdens een rustpauze, ontmoeten we een Frans echtpaar op leeftijd, met hun camper, dat ons koffie aanbiedt. Dat komt door Marijke, die dat iedere keer precies zo weet aan te leggen. Maar wel welkom, want het is dinsdag en alle cafés zijn gesloten. Lekkere Franse koffie dus. Ik heb het zwaar deze etappe en ga me zeker beraden over hoe verder. Ik ga echt niet de etappes volgen uit het boekje van de GR. Dan ben je in 14 dagen in Le Puy, maar maak je iedere dag + 30 km. over dit terrein, veel berg op, berg af, is dat teveel voor mij met de rugzak van 15 kg. Eindelijk, met de tong op de schoenen, bereiken we Marigny l’église. We duiken de kroeg – epicerie in want we zijn uitgedroogd. Na de pintjes doen we er gelijk onze boodschappen. In de gîte aangekomen bereid ik de maaltijd. We eten, zitten nog wat buiten en hier zit ik nu bij een tas thee te schrijven. Gauw naar bed, uitrusten!

 

Woensdag     1 mei,                    dag van de arbeid,             20.59 uur.       24 km  gemeentelijke gîte, Ouroux en Morvan.

 

Slapen in een refugio, zo leek het echt. Vannacht heeft het de hele nacht geregend. Vanmorgen is het droog en koud. Marijke en Ton gaan samen verder op de G.R. Ik neem m’n eigen route over de D – weggetjes. Dat besluit heb ik genomen. Ik wil mezelf niet kapot lopen, ’s-avonds niet zo lang doorgaan. Gisteren was ’t tegen zevenen toen we aankwamen. Daarna nog koken, de was doen, etc. ik lag veel te laat in bed, had nauwelijks de tijd om te schrijven. Vanochtend hebben we nog gezamenlijk boodschappen gedaan in de bar-epicerie en er nog koffie gedronken. Daarna ging ik m’n eigen weg. Het alleen lopen bevalt me goed, ik bepaal m’n eigen tempo, overloop mezelf niet. In Brassy drink ik koffie en word er flink bang gemaakt door de mevrouw van de bar: “Een vrouw alleen? Heb je geen schrik? Heb je een wapen? Loop je helemaal alleen door de bossen??” Nou ja, als ik dan een paar km. verderop inderdaad een wagen tref waarvan de inzittenden wel heel nadrukkelijk naar me kijken, langzaam gaat rijden en die nog een keer terug komt, dan ben ik inderdaad wel even hartstikke bang. G.v.d. toch niet de eerste de beste dag dat ik alleen loop gaat het mis?! Gelukkig niet, de man was een soort schroothandelaar op zoek naar de vuilnisbelt, zo zie ik later. Maar toch. Ik probeer die schrik maar van me af te zetten. In Brassy probeer ik een hotel te reserveren in Montsauche, toch nog in de buurt van de G.R. zodat ik nog met Marijke en Ton in contact zou kunnen komen. Maar dat lukt niet, het hotel is gesloten. Dan maar naar de gîte d’etappe in Ouroux en Morvan. Nog een kilometer minder ver ook! Ontspannen loop ik er naar toe. De gîte is heel mooi en er huist op dit moment een Nederlands echtpaar dat op wandelvakantie is. Ze lopen de G.R. van de Morvan, een soort rondwandeling. Ze hebben twee weken de tijd. We hebben een gezellige avond. Ik maak m’n prutje op het fornuis in de gîte, waarvoor ik m’n reservevoorraad aanspreek. Morgen zijn de winkels gelukkig open en kan ik aanvullen! Waarschijnlijk loop ik morgen weer over de verharde weg, richting Chateau-Chinon, langs het meer van Pannesière.

 

Donderdag 2 mei 2002 17.14 uur                                         Hotel du Centre

                                                                  24 km           Chateau-Chinon

Vandaag voor de eerste keer echt genoten van het wandelen hoewel de voeten pijn blijven doen. Maar vandaag kreeg ik weer het gevoel beroepswandelaar te willen zijn. Bij het syndicat d’initiative in Ouroux liet ik mijn tent achter. Met de mededeling dat Mr. Gérard Kempen ‘m op 18 mei komt ophalen. Hopelijk doe je dat, Ger? Het scheelt net die 2,5 kg die voor mij het verschil maken tussen kunnen genieten en afzien. Afzien blijf je toch, vooral bergop. Het was echt wandelweer vandaag, dwz het was koud. Ik had én m’n trui én m’n blouse aan. Hoewel het ook vannacht de hele nacht geplensd heeft, bleef ’t overdag droog. Ik had een lunchpauze met uitzicht op het Lac de Pannesière. De Morvan is trouwens prachtig. Een Albion Dance Band – Landschap. Prachtige bossen, massa’s bloemen. Momenteel ziet alles blauw van de boshyacinten.

Een tweede pauze had ik bij de kerk van Corancy. Geen dorp met bar vandaag, dus geen koffie. Na Corancy nog maar 6 km. naar Chateau-Chinon. Maar wel 6 km. stijgen! Potverdomme, er kwam geen eind aan die bult. En steil! En kom je dan eindelijk met een knalrood hoofd hijgend in de bebouwde kom, dan stijgt het gewoon verder! Eén langgerekte bebouwde kom “jusqu’au bout”. Volgens gewoonte naar ’t VVV-kantoor, de goedkoopste overnachtingsplaats vragen. Gelukkig hoef ik niet ver meer te lopen, ’t is de buurman: Hotel du Centre. Ik drink eindelijk m’n koffie van vandaag, bekijk m’n kamer en heb dan nog alle tijd om rustig Chateau-Chinon te bekijken. Hoef je niet naar toe, er is niets bijzonders te zien, zelfs de kerk is maar heel gewoontjes. (Die van kepel is mooier). Maar ik geniet van de tijd die ik heb en toch mooi opgeschoten op de landkaart. ’t Is goed om ’t wat rustiger aan te doen want ik voel m’n achillespees.

 

21.15 uur. Toch nog even schrijven. Een pizza gegeten (lekker) in de plaatselijke pizzeria. Een lief telefoontje gehad van Hanny, toen nog van Marijke. Ze zit met Ton in Anost, ongeveer dezelfde hoogte als ik, maar dan westelijker. Misschien ontmoeten we elkaar in Luzy. Na het eten een discussie gehad met de aardige mensen van de pizzeria en een andere toevallige klant over de verkiezingen van a.s. zondag. Heel boeiend en heel emotioneel, want wat nu in Frankrijk gebeurt staat niet op zich, ook in Nederland zie je die ontwikkeling. Men is zich er hier goed van bewust. Maar ook: le Pen wordt niet gekozen, zo toch; dan ligt heel Frankrijk binnen twee maanden plat: revolutie! Dat zie ik inderdaad gebeuren. Ik voel als Hollandse in Frankrijk op dit moment wel dat Frankrijk minder chauvinistisch wordt naar andere Europese (landen en) mensen, maar wel hard is naar “de buitenlanders”. Het houdt ze wel bezig, ieder morgen foto’s in de krant en aantallen mensen (duizenden, miljoenen) die tegen le Pen protesteren. Spannend!

 

Vrijdag 3 mei 2002. 16.30 uur; gîte d’etappe Lesvault Onlay.      + 19 km.

Niet ver gelopen vandaag. Een luie dag. Op m’n dooie gemak gekuierd. Op ’t laatst toch nog even zoeken naar de gîte die ik voorbij was gelopen, nota bene bergop met ’n zware rugzak want ik had net van tevoren boodschappen gedaan om vanavond te kunnen koken. De gîte is heel ruig en heel groot. De eigenaar organiseert allerlei Morvan-vakanties en heeft eigenhandig z’n grote koeiestal verbouwd tot dit luxe geval. Ik zit er nu alleen. Buiten is het koud en nat. Brrr, echt Morvan-weer. Onderweg dronk ik koffie in de bar van de camping van St. Leger. Een camping om te onthouden, ik heb een foldertje meegenomen. Aan een meertje waarin je kunt zwemmen. Met de camping-mevrouw kon ik goed praten. En even later in Onlay weer koffie, in de bar. Ik had nog niet gegeten omdat ik dacht dat ik er zó zou zijn, maar dat viel nog tegen. Dus ik kwam hier met een reuze-honger binnenvallen, om 15.00 uur. Morgen probeer ik Luzy te bereiken. Dat wordt een lange etappe. En zo meteen ga ik douchen want ik heb het ozelig-koud!

 

Zaterdag 4 mei 2002. (Dodenherdenking.)

                  Hotel de la Gare, Luzy, 19.00 uur             30 km.

Wie kwam er gisteravond nog binnenvallen in de gîte? Het Hollandse echtpaar uit de Betuwe dat ik al eerder ontmoet had in de gîte van Ouroux. Het werd wederom gezellig. De eigenaar schonk ons een halve liter Bourgognes apératief. (Iets met witte wijn en cassis met alcohol.) Maar we hadden ook allebei een fles wijn ingeslagen dus dat werd nogal mouillé deze avond. Maar vanochtend was ik om 9.00 uur weer paraat; aan de wandel dus. Ik zag onder het lopen m’n eerste ree. Dat dat nu zoveel kilometers en zoveel dagen moest duren!

Niet alleen gisteravond was het mouillé, vanochtend eveneens. Al na 2 km. lopen was ik nat tot op het bot. Stortregen afgewisseld door motregen. Vervolgens liep ik met m’n hoofd in de wolken. Letterlijk dus; het zicht was nog geen 50 meter. Ik bedwong de Mont Genièvre. De kaart beloofde mooie vergezichten, maar helaas niet voor mij. Omdat het te koud en te nat was om uit te rusten maakte ik 22 km in één keer. Vlak voor Chiddes móest ik rusten en ineens brak de zon door, speciaal voor mij. Het brood gegeten dat de gîte-eigenaar in Onlay me had meegegeven, omdat hij zo trots was op dat échte Franse pain de campagne. Het smaakte inderdaad lekker. Het was nog 2 km. naar Chiddes en ja hoor! Er was een bar; koffie dus. Daarna in één ruk, zingend en fluitend, door naar Luzy. Hotel de la Gare, volgens mij het goedkoopste van de stad. Als ik de hotel-mevrouw vertel dat ik onderweg ben naar Compostelle biedt ze me spontaan aan m’n kleren te wassen en te drogen! Dat aanbod neem ik graag aan. Verder neemt ze m’n stempelkaart om ‘m door Mr. Le Curé te laten tamponneren, want ze is vraiment catholique en ze werkt in de presbytère. Ik vraag me af of Marijke en Ton ook in Luzy zijn. In dat geval, Marijke kennende, zullen ze zich zeker gemeld hebben bij de presbytère. Ik zal zometeen SMS-en. Heb ik gisteravond ook gedaan, maar niks teruggehoord. Ik kan hier pizza eten en dat ga ik vanavond ook zeker doen. Van tevoren wil ik Luzy nog even verkennen. In m’n T-shirt + zeiljack (de rest zit in de was) is het echter zo koud dat ik al gauw een kroeg in duik om warm te worden. Het wordt er een gezellige boel. Een oude Fransman, geweesde militair in Duitsland, biedt me almaar drankjes aan. In r . . .   (nieuwe pen kopen dus.) In ruil daarvoor moet ik met hem praten. Dat doe ik. M’n Frans wordt met de dag beter, maar ik voel me niet op m’n gemak. Ik ontvlucht de zaak als er een hele groep binnenvalt, waarvan er één Nederlands spreekt (en toch een echte Fransman is) en een ander Duitser is uit Dresden. Hij vraagt me opdringerig waarom ik hier en nu ben en wat ik in ’t leven doe. Ik moet z’n kaartje meenemen (God weet waar ’t nog een keer goed voor is, hij is rijk en geïnteresseerd in kunst) en dan maak ik me gauw uit de voeten, veilig naar m’n hotel!

 

Zondag 5 mei; bevrijdingsdag, verjaardag Victorien (géén kaart dit jaar!) 18.30 uur;                Grury, hotel du Centre, 19 km. (Vandaag geen regen, maar nog steeds ijskoud!)

 

Makkie vandaag. Na een copieus ontbijt (voor zover mogelijk in Frankrijk) pas om ½11 vertrokken. Toch tijd genoeg, gezien het aantal te maken kilometers. Bovendien werd het ontbijt niet vóór negen uur geserveerd. Eerst in Luzy nog een pain complet gekocht omdat morgen de winkels dicht zijn. Bovendien nog een nieuwe vulling voor m’n pen. (mooi dun hè?) Toen rustig aan een alternatief weggetje richting Issy l’eveque genomen. Het staat niet aangegeven, dus ik moet het een aantal keren vragen. De laatste raadgever zegt iets wat ik niet versta. Later blijkt dat te zijn: “als je niet van klimmen en afdalen houdt, kun je beter de gewone D-weg nemen.” Daar kom ik dus te laat achter. De weg is een beauty maar van vooral klimmen houd ik dus niet. Geef me dan maar mooi plat Nederland! Vandaag kan ik weer mooi oefenen voor het Centraal Massief, de Pyreneeën, de Montes de Léon, de Montes de Occa en wat dies meer zij. De Charolais-koeien die hier zo massaal voorkomen houden van fluiten. Als ik fluitend langs hun wei kom zie je echt dat ze luisteren en soms lopen ze een stukje mee.

In Issy l ‘eveque, eindelijk weer een dorpje dat qua uitzien weer de moeite waard is, drink ik koffie en heb ik een heel gesprek met de jonge waardin over het feit dat er zich hier zoveel (té veel!) Nederlanders gevestigd hebben. Ook bezichtig ik de mooie Romaanse kerk mét geweldig Jacobusbeeld, en neem ik een lunch op het dorpsplein. Dan nog 7 km. naar Grury. Ik moet extra langzaam lopen om niet te vroeg aan te komen. Ik heb om 5 uur afgesproken in het hotel. Sinds ik alleen loop reserveer ik elke dag voor de volgende avond ergens een slaapplaats. Dat vind ik voor mezelf een hele geruststelling. Is wel duur, maar er zijn hier geen gîtes d’etappes zoals in de Morvan. Dat komt wel weer na Le Puy. Om half vijf kom ik aan in Grury waar ik eerst de kerk bezoek (neo-romaans, niet veel soeps) en dan lekker lang in de telefooncel met thuis bel. Fijn bijkletsen! In het hotel wordt vanavond vegetarisch voor me gekookt. Ruig.

 

Dezelfde avond, na ½ liter wijn;     20.15 uur.

Chirac is president!! Gelukkig. Nog even een ernstig politiek gesprekje met de hotel-mevrouw. Le Pen ís een serieuze waarschuwing! Brrr, ’t is koud hier. Het vegetarische eten was mmmauuw . . .  Sla, nog meer sla, en een omelette pommes de terre. Net genoeg om de honger te stillen. Ik hoop dat het bed net zo lekker is als het vorige was want vanmorgen heb ik voor ’t eerst uitgeslapen tot 8.00 uur! Vergeten te vertellen dat ik vandaag Jeu heb gezien! Onderweg van Issy naar Grury kwam ik in gesprek met een man die in z’n tuintje aan het werk was. Net Jeu. Hij vond me très, très courageuse. Ik uitgelegd dat ik één van de honderdduizenden ben. Hij vond dat ik nog vér moest lopen vandaag. Ik uitgelegd dat 7 km niet zó ver is. Hij dacht dat ik nu al ongeveer op de helft van St. Jacques moest zijn. Ik uitgelegd dat dat ongeveer denk ik bij Figeac in de buurt is. Van Figeac had hij nog nooit gehoord. Hij veronderstelde dat ik Frankrijk beter ken dan hij omdat hij alleen maar in z’n auto reed en niks meemaakte, geen vogeltjes hoorde fluiten, enz. Ik zei dat ik dacht dat hij gelijk had. Maar dit zegt niets over jouw zíjn, Jeu. Alleen zijn uiterlijk deed me erg aan je denken. Heb jij nu ook nog zo’n snor? Bovendien zag ik op nog geen 500 meter afstand van dat gesprekje een bordje dat de richting aangaf naar: Mont Jeu. Dus, Jeu, moest ik vandaag aan je denken.

Groetjes, Peet!

 

6 mei, 21.55 uur      Hotel de la Poste, Diou   28 km gelopen: 21;  gesmokkeld: 7.

Nou, nou, nou, ga d’r maar even voor zitten. Zo denk je: ik verveel me te pletter zo alleen, en dan gebeurt er in één dag zoveel dat het té veel is om op te schrijven. Te beginnen bij gisteravond. Loop ik na het geweldige (niet dus) vegetarische avondmaal (omelette pommes de terre, sla en nog eens sla, plus broodjes, faites maison waarop ik m’n tandvlees kapot bijt) nog een blokje om, zie ik daar een knalrood brommer-autootje met de aanduiding 45 km, gevuld met een zeer baardige heer en een donkerharige dame. Zeker wetend: dat zijn Hollanders, zeg ik dus uitgebreid: goeienavond, waarop de baardige heer het raampje omlaag doet en eveneens goedenavond wenst. Ik vroeg of ze helemaal uit Nederland met dat karretje zijn komen rijden. Ja dus. Ik zeg: maar ik ben te voet, dat is nog beter! Nou dat was de kennismaking met Lex en Carla, die in Grury een boerderijtje gekocht hebben, en hier nu wonen. Ze willen gaan eten in het hotel waar ik onderdak heb en zo wordt het een heel gezellige avond. Lex en Carla doen allebei aan pottenbakken / keramiek. Ze hebben drie koeien en een geit uit Drente meegenomen. Het klikt enorm en het is jammer dat ik niet meer tijd heb. Maar morgen wil ik graag Diou bereiken. Dan biedt Carla me aan om me morgenvroeg een stukje op weg te helpen en ik ga overstag.

Na een zeer koude nacht in het hotel (niet genoeg dekens, ik kan m’n slaapzak wel pakken, maar dat vertik ik; trek dus m’n trui en legging aan in bed) en een dito ontbijt (weer broodjes faites maison, au au) komt Carla me om half negen oppikken en rijden we naar hun huis, 5 km buiten Grury. Het is inderdaad een uitgelezen plek. Uitzicht op 2 kleine meertjes die in hun bezit zijn, weilanden met bronnen, een 400 jaar oude kastanjeboom, nou dan weet je het wel, Peetje zwijmelt. Op zolder heeft Carla haar atelier. Ik weet zeker dat ik hier nog wel eens kom, alleen al om een cursus pottenbakken te volgen. Ik beloof Carla om een heleboel glas-wetenswaardigheden door te geven, o.a. brandcurves etc. daarna word ik weggebracht met de auto tot + 7 km van Grury. Als ik vanochtend gelopen had zou ik nu ongeveer op dat punt zijn. Na een hartelijk afscheid vervolg ik mijn weg, richting Diou. Ik moet er nu nog ongeveer 21 maken. Ik dank Jacobus als de zon door komt, want ik heb het koud, koud! . . . ! tot op, nee, ín m’n botten. Maar al snel ontdek ik dat ik toch nog kan transpireren als de weg stijgt, (en daalt) en stijgt. Ik vind het niet erg omdat ik denk dat ik warmte beter kan verdragen dan kou. (Vraag me dat nog maar es op de Meseta.)

 

In Chalmoux post ik een pakketje naar huis en drink ik koffie in de bar. Geen leuk sfeertje daar, veel extreem rechtsen die treuren om le Pen. Dan door, via Gilly sur Loire naar Diou. Diou moet een afkorting zijn van Dieu Ou? Want het is werkelijk een van God verlaten oord. Eén straat (dat is de R.N. waar alle vrachtverkeer doorheen raast.) Trottoirs van 45 cm breed, daarlangs muren. De vrachtwagens strijken met hun spiegels langs je oren. Ze moeten de nieuwe president hier maar subiet om een rondweg vragen.

In de tabac/presse koop ik een krant. Ik wil toch wel iets meemaken van de verkiezingen. En passant vraag ik: waar is het centrum van dit dorp? Niet begrijpend kijken ze me aan. "Het centrum? Dat is hiér!" Oeps. Ca n'est pas grand chose, hein? Ook in het hotel is het geen grand chose. De bezoekers lijken me -met permissie- maffiosi. Maar wat hebben ze er wel? Een bad! Daarvan wil ik natuurlijk gebruik maken! De laatste keer was in Vouziers. Helaas kan in dit geweldige etablissement de deur van de badkamer niet op slot. Maar dan hebben ze buiten de waard gerekend, d.w.z. buiten mijn onvolprezen wandelstokken waarmee iedereen hier in Frankrijk me voor de gek houdt. Ga je skiën? Het zijn de perfecte barricades voor een deur-klink, en het is niet de eerste keer dat ik ze zo gebruik.

Na een heerlijk bad krijg ik eerst een telefoontje van Marijke (in antwoord op mijn SMSje van vandaag): ze is nu op weg met de trein naar Le Puy. Daarna het verpletterende bericht van Renée: Fortuyn is vermoord! Na een interview op 3FM. Afschuwelijk, en dat in Nederland! Ik ben heel bang voor de gevolgen. Waar is men mee bezig! Wat een idioten! Ik moet (moest) Fortuyn helemaal niet, maar dít is echt te gek! Dit is net zo slecht (of slechter) dan extreem rechts. Ik ben echt ongerust en onder de indruk.

De maaltijd in het hotel is beter dan gisteravond. Voor morgenavond heb ik afgesproken in Montcombroux-les-Mines bij de communauté des Gaillards. (Is dat een flikkergemeenschap?!) Van Nederlandse origine. (Pardon, ik zeg het met humor én respect!) Bijna 11 uur nu. Gauw gaan pitten!

 

Woensdag 8 mei 2002        21.17 uur.     Hotel des bons amis, Chatelus     28 km

Gisteren niet kunnen schrijven. (Dat van die flikkergemeenschap laat je er maar uit op internet, Ger of Rens!) (Maar het was er wél een.) Teveel indrukken en ook geen tijd.

Ik kwam bekaf aan in Montcombroux. Er lag een briefje klaar: "Amuseer je! Wij zijn naar de dierentuin" Ik wist nog steeds niet waar ik terecht gekomen was. Ik installeerde me aan de tuintafel, behandelde mijn opstandige achillespees met het apparaatje van Marion Meerburg en rustte uit. (Montcombroux was namelijk nogal berg-op.) Op een gegeven moment komt er een Nederlandse mevrouw opduiken. Ook zij en haar metgezel wachten op de aankomst van de bewoners. Ze kan me echter wel vertellen waar ik terecht gekomen ben: Les Gaillards is een stichting die terminaal zieke mensen opvangt en een vakantie biedt. Lonneke uit Boxmeer is van beroep stervensbegeleidercoördinator (een mooi woord voor galgje) en komt hier een week vrijwilligerswerk doen. Haar metgezel Toon komt beeldhouwen. (Dat kan ook.) Ook pelgrims worden liefdevol opgevangen, zoals ik even later kan ervaren. Na een poosje komen de bewoners thuis en kan ik kennismaken met Gerrit, Aristos en heel wat vrijwilligers en gasten + een andere pelgrim. Ik ben echt overdonderd door wat ik meemaak en zie. Laetitia, de andere pelgrim, gisteren aangekomen is "blijven hangen" en helpt nu mee. Ik hen een geweldige avond. Als je de sfeer daar meemaakt! Er werd verschrikkelijk lekker gekookt, van elke maaltijd wordt daar een écht feest gemaakt. Niet alleen van elke maaltijd, maar van elke dag, elk moment. Dit is zo belangrijk wat daar gebeurt. Ook hier heb ik heel sterk: ik kom hier terug, om als vrijwilliger God weet wat te doen. (En Ger ook?) Wat verder heel frappant is en wat ik verschrikkelijk leuk vind: Toon en Lonneke uit Boxmeer blijken mijn werk te kennen! Via Galerie de Lochting en via mensen uit Boxmeer die iets van mij gekocht hebben. (Ben zelfs beroemd in het buitenland, ahum!) Lonneke geeft mij een zogenaamde stoelmassage. Dit is een soort drukpuntmassage van hoofd, schouders, armen en rug. Ik laat het over me heen komen en geniet ervan. En ik moet zeggen: door het lopen ben ik zo stijf als een plank. Iedere keer als ik opsta na het zitten kraakt het in al m'n botten en spieren. Maar na die massage sta ik op en voel me soepel in m'n hele lijf.

De volgende ochtend word ik door iedereen uitgezwaaid en vertrek ik, verder op weg naar Compostela. Het is weer zomer geworden, maar gelijk ook benauwd. Dus het maakt na 2 km. niet uit waarvan je nat wordt: van de regen of van je eigen transpiratie. Dat laatste is vandaag het geval. Ik heb me gisteravond niet voorbereid op de route van vandaag dus dat moet nu, aan het begin van deze etappe, gebeuren. In de telefooncel reserveer ik een hotelletje in Chatelus. Het lijkt me een te belopen afstand. Ik beland echter in het Centraal Massief, waarvan ik de dreigende uitlopers al een paar dagen heb mogen bewonderen. Ik zit er plotseling middenin (of is dit slechts het begin?) Echte kuitenbijters hier; ik moet m'n afstanden aan gaan passen. Ook vandaag geldt: het venijn zit in de staart. Ik zie Chatelus al liggen (opluchting: ik heb dus tóch goed kaartgelezen), maar ik moet nog eerst een heel gemeen dal passeren, steil omlaag en ja hoor, ook weer steil omhoog. Als je me op dat moment gevraagd had: "wil je graag naar huis, Peet?" was ik zó in de bezemwagen gestapt. Maar ik zit hier in dit hotelletje met een perfecte maaltijd met ASPERGES in m'n schrift te schrijven en ga morgen gewoon weer verder!

 

Donderdag 9 mei 2002   21.58 uur.         Hemelvaartsdag in le Mayet de Montagne. 28km gelopen, 3 gelift.

Het heel rustig aan gedaan vandaag. Dat kon ook niet anders want het was vanmorgen bij het opstaan zó benauwd! En heel vochtig. Tempo maken ging gewoon niet. In Arfeuilles dronk ik koffie en nam een kijkje in de Romaanse kerk. Géén Jacobus. Ook niet in de geweldig mooie Romaanse kerk van Chatel Montagne. Dat is geloof ik de mooiste die ik ooit gezien heb, mooier dan Vezelay of Conques. In Chatel begint het te regenen. Gelukkig werd het toen wat frisser en ging het lopen gemakkelijker, de laatste 6 km naar le Mayet. In le Mayet vond ik gelukkig een pinautomaat want het begon toch wel wat penible te worden. En door de 2 Franse feestdagen (gisteren was bevrijdingsdag) achter elkaar was er ook nergens een postkantoor of bank open om met m'n Visa geld op te nemen. Voor de rest was in le Mayet alles gesloten. Ook het hotel waar ik gedacht had onderdak te vinden. Er is nog wel een ander maar dat is zo'n chique geval, daar laten ze een stinkende pelgrim als ik in een modder-kloffie niet zomaar binnen. (Want stinken doe ik na een dag lopen. Dan kan ik een douche goed gebruiken.) Uiteindelijk vind ik gelukkig een plekje bij chambres d'hôte 3 km. buiten de stad. Ik heb geluk want door die feestdagen zit ook alles vol. De mevrouw van de chambres is heel lief en komt me met de auto ophalen bij de bar van waaruit ik bel. Ik weet niet wat 't gaat kosten, maar ik zit riant: keuken, zitkamer met TV; douche, WC, slaapkamer helemaal voor mij alleen! Bovendien wordt er heerlijk gekookt, voor mij zonder vlees. Er zijn nog 4 andere gasten aanwezig en we eten gezamenlijk. Ze wonen in Lyon en hebben een lang weekend op de campagne. Ik kan vanavond mijn Frans weer eens goed oefenen alleen al door de gesprekken proberen te volgen.

Voor morgen heb ik een heel korte etappe gepland. Het komt toevallig zo uit met de aanwezige slaap-mogelijkheden. Bovendien is het goed om rustig aan te doen. Ik heb last van een menstruatie die niet doorkomt (de overgang?) en dat zit me dwars. Hoewel ik wel jaloers ben op Marijke die me vanavond SMS-te dat ze na 2 dagen lopen al op bijna 60 km. van Le Puy zit. Ze zei ook dat er veel andere pelgrims zijn. Ik ben heel benieuwd!

 

10 mei vrijdag,                  la Guillermie (Fulmoux) gîte d’etappe         18.49 uur.              

Een hele klus vandaag,  15 km en daar de hele dag over moeten doen! Bij de gîte deden ze nl. wat moeilijk over mijn aankomsttijd en de maaltijd. Gezegd dat ik er om 17.00 - 18.00 uur zou zijn, toen was het goed. Na een zéér uitgebreid ontbijt (je treft het ook van alle kanten, van zéér sober tot copieus. Hier was: zelfgemaakte koek, croissants, croissants chocolats, pain, jus d'orange, boter en natuurlijk de onvermijdelijke jam.) Ik heb nu geleerd dat een Frans ontbijt altijd zoet is. Dan kennen ze de croutchouc (svp opzoeken in het woordenboek, Ger, ik schrijf wat ik gehoord heb.) Dat is een soort 10-uurtje voor mensen die zware arbeid verrichten en al vroeg opstaan. De "croutchouc" is "salée", zout dus, meestal vlees. Dan natuurlijk de middagmaaltijd (warm) en het avondeten (warm en laat) en alles vergezeld door brood.

Nou, na het ontbijt om half tien verliet ik dit vorstelijk onderkomen. Het was in verhouding ook nog es belachelijk goedkoop. In Ferrieres duik ik een telefooncel in en bel met thuis. Daarvan knap ik behoorlijk op. Heerlijk om lekker lang te kletsen. Daarna de bakker en de bar (meer is er ook niet in Ferrieres) en zo langzaam als ik kan op weg. Het is 12.00 uur en ik hoef nog maar 8 km! Dus na een half uur ga ik uitgebreid zitten eten in een mooie wei en na weer een poos zoek ik een mooie helling met uitzicht over een dal. Daar bepaal ik plusminus mijn route tot Le Puy en als alles zo door kan gaan ben ik inderdaad volgend weekend als Ger en Rianne komen in die stad.

De laatste 3 km. naar la Guillermie worden toch nog zwaar genoeg omdat ze goed omhoog gaan. Bovendien begint het op het laatste moment te plenzen zodat ik nat de bar van het dorpje binnenvlucht. Het is maar een buitje en ik vraag er meteen de weg. Het is toch nog een-twee km. lopen buiten het dorp. Een gehuchtje van 4 huisjes bij elkaar die de eigenaar allemaal gerestaureerd en verbouwd heeft tot gîtes. Ziet er leuk uit. Vanavond weer Frans praten want het eten is bij de eigenaar in huis. Ik ben benieuwd!

 

Zaterdag 11 mei 2002         16.30 uur.    St. Remy sur Durolle 22 km               bar de la Poste.

't Was lekker dus. De eigenaren waren d'origine Belge en 17 jr. geleden hier naar toe verhuisd en hun gehuchtje verbouwd. Om goed half negen vanmorgen was ik weer op weg. Het heeft de hele nacht gegoten van de regen. Dat kon ik goed horen want ik lag onder het dak. Maar vanmorgen was het droog, dwz het regende niet. Maar alles buiten was kleddernat en vochtig. Wel een ideale temperatuur om m'n eerste col te bedwingen, de col de la Plantades, alt. 870. Het is maar een klein lief colletje, ik hoef niet erg te klimmen, of heb ik dat gisteren al gedaan? Naast mij zijn reuzen van 1022 en 1120 meter. Daar gaat de G.R. over, brrr, blij dat ik die niet neem. Verder bedwing ik vandaag ook mijn eerste BOZE HOND. Hij staat me luid blaffend op te wachten bij een stel huizen als ik zie dat déze niet aan de ketting zit. Hij is groot en zwart en van een onbekend merk maar kwaad genoeg. Ik blijf stokstijf staan en kijk hem niet aan als hij op me afkomt. Ik ben niet écht bang, maar toch ... hij staat op een meter afstand naar me te grommen en als ik beweeg gromtie harder. Dus beweeg ik maar niet. Even later durft hij aan me te snuffelen en weer even later gaat ie een plasje doen op een paar meter afstand. Net denk ik, zo nu kan ik doorlopen, als de eigenaar verschijnt ... "il n'est pas mechant! Vous avez peur?" Ja, ja!

St. Remy, waar ik al om 15.00 uur arriveer, is niet zo vriendelijk voor me. Of ook weer wel, ik ondervind vriendelijkheid en afwijzing. De gîtes-eigenaren van gisteravond hebben telefonisch een hotel-kamer voor me gereserveerd. Alleen weet ik niet in welk hotel en er zijn er twee. Ik probeer er eentje, nee, daar was het niet; moet dus het andere zijn, maar dat is gesloten! Eerst maar eens boodschappen doen, m'n voorraad aanvullen. Ik mag m'n rugzak stallen bij de vriendelijke mevrouw van de Presse. Ook beklim ik nog de plaatselijke rotswand naar de table d'orientation. Inderdaad een heel mooi uitzicht met de omliggende bergen. Jammer dat 't zo bewolkt is. Ik heb een heel leuk gesprek met 3 mevrouwen die ook komen kijken. Ze maken een foto van me met het mooie uitzicht als achtergrond. Dan weer terug naar mijn vermoedelijke hotel. Nog steeds gesloten! Ik ga naar hotel nr. 2 en leg het probleem voor en vraag om een kamer. Ze kijkt me recht aan en liegt glashard: nee, we zijn complet. Loop maar naar Thiers! (9 km) Een paard kan zien dat dit grote hotel echt niet complet is. Ik kijk haar éven recht aan en zeg … zo, zo … OK mevrouw, dat zal ik doen. Ik draai me op m’n hakken om en trek de deur achter me dicht. (kutwijf!) Inmiddels hangt er een briefje op de deur van hotel nr. 1 dat men om 18.00 uur geopend is. Nu zit ik in een bar wijntjes te drinken, te schrijven en te wachten tot het 6 uur is. Wordt vervolgd!

 

Zondag -moederdag- 12-5-02                  21.26 uur.     Aubusson d’Auvergne                                                                  gîte les Quatre Vents 27 km  (op z’n minst!)

Na drie wijntjes (die hier overigens niks kosten in tegenstelling tot een kop koffie waar ik vandaag 2 € 60 !!! voor moest neerleggen) was het 18.00 uur en het hotel inderdaad open.

Goed geslapen en om ½ 9 vanochtend weer op straat. De vriendelijke mevrouw van de Presse heeft een Volkskrant voor me besteld, die ik nu ga ophalen. Dit voor alle nieuws van Pim Fortuyn. Dus zeul ik nu de 1½ kilo zware zaterdageditie de Franse cols op en af. Ik ben goed gek!

Ik ben heel trots op mezelf. Vandaag is best een moeilijke etappe. Na St. Remy 5 km steil dalen en vervolgens . . .  ja natuurlijk. Monter. Maar als ik nog geen 1½ uur na het vertrek uit St. Remy vanaf een andere berg kan néérkijken op het stadje zonder dat ik helemaal kapot ben, tja, dan ben ik inderdaad trots. Ongemerkt heb ik een hele hoop conditie opgebouwd. O ja, ik ben ook nog ongesteld geworden, gelukkig. Misschien gaat het daarom wel zo goed. Het stijgen en dalen gaat gewoon door en via Escoutoux waar ik die (te) dure koffie drink en m’n lunchpauze houd, en via Vollore ville met z’n mooie kasteel (dia!) kom ik nu toch wel moe in de commune Aubusson. De gîte is echter nog zeker 3 km lopen! Dus houd ik stante pede nog even een rustpauze waarbij ik volgend rijmpje bedenk:     

Zowaar mijn naam is Peet Verhees

Ik laat me echt niet nekken

Door mijn achillespees! . . .

Want ik voel ‘m behoorlijk en maak me ook wel zorgen om het vervolg. Komt natuurlijk van alle monter en descendre.

OK, de gîte is gevuld met + 25 Franse fietsfanaten (het is een fiets-gîte, geen gîte d’etappe) die onder het eten het ene sterke (fiets)verhaal na het andere afsteken. Gelukkig heb ik gekozen voor de dortoir (slaapzaal) en die heb ik helemaal voor mij alleen. Als ik nog even mijn neus buiten de deur steek kan ik ruiken dat het morgen goed weer wordt. (O, ja Peet? En die donkere wolken in het westen dan? Vergeet je die ontzettende plensbui van vanmiddag; in 2 minuten doorweekt?!)

 

Maandag 13-05-02    20.42 uur.     Chambre d’hôte Cunlhat                         (spreek uit op z’n Auvergnes Kùnjá)          23 km

23 Km was genoeg vandaag want ik had gelijk wat het weer betrof: goed, dus warm. En warm, bergop, betekent zweten!

De jongen van de gîte les Quatre Vents had me al gewaarschuwd toen ik vanmorgen bij het vertrek optimistisch zei dat het vandaag wel mee zou vallen met het klimmen. Nee dus, ik ben alleen maar bergop gegaan. Een flinke middagpauze gehouden in Domaize, met jus d’orange, thee en de Volkskrant in de plaatselijke bar. Want ik moet toch es zorgen dat ik ‘m uitkrijg, dat ding weegt veel te zwaar. Elk katern dat ik uit heb laat ik achter, dus vanaf St. Remy valt mijn spoor te volgen. In Domaize nog een leuk gesprekje gehad met een ouder echtpaar dat in hun tuin zat te zonnen. Ze vroegen of ik wat wou drinken (zag ik er zo verhit uit?) maar ik bedankte vriendelijk omdat ik net in een bar had gezeten. Ze vulden wel mijn flesjes met vers water. Ondanks de nodige rustpauzes kwam ik bezweet in Cunlhat aan. De chambre gezocht die ik telefonisch gereserveerd had. Wauw, verschrikkelijk duur maar ook verschrikkelijk mooi. Heel smaakvol ingericht. De eigenaresse, mevr. Brigitte Laroye, woont alleen in deze geweldig mooie kast van een huis wat ze van haar overgrootouders geërfd heeft. Het huis is een plaatje. De grote tuin ook. Ze lijkt me al op leeftijd (60+ en meer, ik kan me vergissen) en zorgt overal alleen voor, hetgeen een last voor haar betekent. Maar alles is piekfijn in orde en modern! Dat kun je van de meeste hotelletjes die ik bezocht heb niet zeggen.

Ik zoek iets om te eten in het dorp maar helaas is het maandag en alles gesloten. Oei. Mijn voorraad aanspreken kan niet want ik heb geen keuken. Bij Brigitte Laroye eten wou ik niet want dat kostte 130 Ffrs, geen zin in zo duur. Dan tref ik een heel lieve mevrouw die in haar restaurant eigenlijk een vrije avond heeft maar die speciaal voor mij wel iets te eten klaar wil maken. Ze is in Conques geweest en daar is ze vol van. Kom ik daar ook door?! Ja dus en ik beloof haar een kaart te sturen. Ook spaart ze de serie Euromunten van alle landen en ze mist de Nederlandse Eurocent nog. Die beloof ik haar op te sturen. (Of doen jullie dat, jongens thuis?) Voor 10 Euro eet ik vorstelijk, inclusief een halve liter rode wijn. Rozig zit ik hier nu te schrijven, de luiken gesloten, de mooie avond buitengesloten, net zoals alle Fransen doen. Vroeg naar bed want morgen . . . wordt het weer heet en heb ik dus die zware etappe . . .

 

Naar St. Bonnet le Chastel, 14 mei 2002    20.02 uur.               27 km

’t Kan verkeren. Zo denk je: ik heb het wel gehad met die Auvergne, genoeg bergen, dalen, vaches, dorpjes van niks maar wel mooi, sapins (ook al ruiken deze nog naar Kerstmis), en zo maak je een van de mooiste dagen tot nu toe mee. ’t Begon al vanochtend bij het ontbijt. Ik wou betalen maar mocht dat niet! Zeer emotioneel geeft Brigitte me een brief mee om onderweg te lezen. Dat ga ik zometeen doen, na het schrijven. Ik heb hem bewust tot vanavond bewaard. Dan de etappe. Ik zag ‘m aan voor zwaar: 28 km, heel veel stijgen, heet weer . . . In werkelijkheid: alleen de 1e 11 km wel erg stijgen maar toen was ik nog “vers”. Het weer is prachtig maar door de hoogte waarop ik nu loop (boven de 1000 meter) is het niet te warm. Ik heb een beetje last van mijn darmen onderweg, diarree, een gevolg van de verboden maaltijd van gisteravond. Toen heb ik nl. vlees gegeten, dat me onverwacht voor m’n neus werd gezet, en ik wilde / kon niet weigeren. Maar mijn ingewanden zijn daar na 27 jaar vegetarisch klaarblijkelijk niet op voorbereid en ik moest vanochtend boeten met golven buikpijn en pppffrrtt. Toen het er eenmaal uit was, was alles OK. Op het lopen had het gelukkig geen invloed. In St. Eloy la glacière bel ik in een telefooncel lekker lang met Ger, die thuis tegenovergestelde problemen heeft: een verstopt riool! Gelukkig niet míjn zorgen op dit moment. Jongens thuis: veel succes! Et bon courage zoals ze hier tegen mij zeggen. Heerlijk om zo lekker lang met Ger gekletst te hebben, verlang erg naar m’n gezin. Maar van die telefoontjes krijg ik veel energie. Onderweg zie ik, net als gisteren overigens, ten westen van mij de besneeuwde toppen van enkele puy’s. Welke? Is dat bij Clermont Ferrand, de Puy de Dome? Ik kan de afstand niet schatten, is het 50 of 100 km? Eerder 50 lijkt me. In Fournols drink ik koffie en lees ik de Franse krant. En in Chambon neem ik m’n uitgestelde lunchpauze bij het Romaanse kerkje dat helaas gesloten is. Maar speciaal voor mij staat daar op een plekje met een wonderschoon uitzicht een picknick-bank, waar ik dankbaar gebruik van maak. In de lucht boven me houden 2 kraaien een gevecht met een buizerd. De kraaien lijken te winnen totdat ze plotseling luid krijsend, zonder aanwijsbare reden, de aftocht kiezen. In St. Bonnet le Chastel, een mooi dorpje, zoek ik de mairie, want de gîte die ik er gereserveerd heb is van de gemeente. Ze is heel gezellig, men heeft voor mij de houtkachel aangemaakt, hoewel het buiten 25°+ is. Maar les soirs, hein . . . ils sont froids. Ik doe boodschappen in het dorpje en kan eindelijk weer eens m’n eigen maaltijd klaarmaken. Lekker macaroni, al 1½ maand (sinds Marina) niet meer gehad! Ik krijg de meest luxe kamer van de gîte en hoef opnieuw niets te betalen! Ik word er verlegen van, dat de mensen zo naar je opkijken. Want ik presteer niets extra’s, niets voor de mensheid in z’n algemeen, of voor het algemeen belang. Ik beleef alleen heel egotripperig de tijd van mijn leven terwijl ik m’n gezin achterlaat. Is dat dan zo geweldig? Natuurlijk kost het moeite en doorzettingsvermogen, en heb ik af en toe (niet verwacht maar toch gekregen) flink last van heimwee.

Er worden nog 12 andere gasten verwacht in de gîte, is mij verteld. Dat kan dus druk worden. Nu is het nog heerlijk rustig. Ik stook de kachel nog es, zet een potje thee, en ga zometeen de brief openen van Brigitte Laroye. En dan: welterusten! Morgen … ? km naar La Chaise Dieu. Ik heb er niets gereserveerd, hoop bij de broeders of zusters terecht te kunnen en ook een rustdag te houden. La Chaise Dieu moet prachtig zijn, is me verteld . . .

 

La Chaise Dieu, ergens in de wei, 16 mei    12.30 uur,  30°+

Ik heb vakantie. Ik heb het ook heel druk. Voordat ik terugga naar m’n kamertje in het klooster: Prieuré St. Jean, moet ik nog:  Het restje Volkskrant uitlezen, 1 liter jus d’orange opdrinken,      2 rozijnenbroodjes,

                            2 bananen

                            1 pak koekjes

                            1 meloen

                            1 bakje yoghurt

opeten.

Ik ben vanmorgen al om 7 uur naar de Laudes geweest, om 9 uur naar de mis, om half 8 heb ik ontbeten en mee afgewassen. Ik heb ook al: boodschappen gedaan op de markt, koffie gedronken in het café, mijn sloop, lakenzak, handdoek, T-shirt, sokken, onderbroek, legging uitgewassen, mijn schoenen gepoetst, de Franse krant gelezen, mijn route voor morgen bepaald en een nieuw adres gereserveerd, naar huis geSMSd, en ik heb vast nog wel meer gedaan wat ik nu alweer vergeten ben. Je ziet, ik heb het heel druk. Ik heb ’t eigenlijk te druk om te schrijven. Ik zal vanavond nog wel es kijken of ik tijd heb!

17.36 uur.

Ja . . .  een gaatje! Moet zometeen om half zeven weer naar de Vespers. Een druk leven dat kloosterleven! Ik kan het nu van een afstandje bekijken maar ik word toch steeds sceptischer. Tenminste bij deze orde. Officieel: Prieuré Ste Marie – frères St. Jean. Er wordt hier niet gepraat. Communiceren gaat in gebarentaal: ”Le silence est l’ami de Dieu” staat er op een groot bord op een deur.

Bij het ontbijt vanmorgen at ik een appel. Een kabaal dat dat maakte! Al dat gecontempleer is voor mij een beetje teveel van het goede. 7 Jonge mannen (want dat zijn het) die alleen maar bidden en adoreren vind ik verspilling van kracht en jong leven. Ga dan maar in de missie of de zorg werken, daar kan ik nog respect voor opbrengen. Harde mening? Kan zijn.

La Chaise Dieu is inderdaad heel mooi. Lijkt op Vezelay maar is stukken minder druk. De basiliek is vroeg-gotisch. Het ergert me alleen dat je geld moet betalen om de hele kerk te zien. (Het koor en er schijnt ook een heel beroemd wandkleed tentoongesteld te zijn.) Uit protest ga ik er niet naar toe. Een kerk hoort open te zijn, geen museum!

 

Vrijdag 17 mei,         Céaux d’Allegre, gîte d’etappe        19.00 uur.     27 km

 

Vanmorgen weer om 7 uur present bij de Laudes. Voor wat hoort wat, vind ik. Na ’t ontbijt stond ik om 8.15 uur paraat. Nog gauw bij de bakker een brood gekocht en op weg! Er is voor vanmiddag onweer en regen voorspeld en ik wil graag daarvóór binnen zijn. Omdat ik niet langs de drukke Route National wil lopen neem ik een omweg, via Bonneval, Chamborn, etc, etc, naar Céaux d’Allegre. Van twee dingen ben ik nu heel zeker: 1) ik ben de dennenbomen onderhand spuugzat, ben echt aan verandering toe, zie al 1½ week niks anders! 2) Ik ben niet allergisch voor stuifmeel van dennenbomen.

Dat heb ik vandaag in hele wolken over me heen gekregen, ik zag gewoon geel. Het waaide heel hard in verband met de komende weersverandering. Dus komen de bomen zélf in figuurlijke zin m’n neus uit, hun potentiële nazaten, letterlijk (als ik ‘m snuit.) Je zou er stoflongen van krijgen. Verder zag ik vandaag weer een ree, van heel dichtbij dit keer. En vóór de regen kwam ik aan bij de gîte. De sleutel moest ik ophalen in de plaatselijke bar. Meteen maar een pilsje genomen om ’t stuifmeel weg te spoelen. En geregeld dat ik morgenochtend om 7 uur een lift kan krijgen van de bakker, naar St. Paulien. Dat ligt op 15 km afstand van Le Puy. Ik wil graag vóór 12.00 uur in Le Puy zijn omdat er post voor me is, poste restante. Als ik 12.00 uur niet haal moet ik wachten tot dinsdag i.v.m. Pinksteren. Kijken of ’t lukt. 15 Km moet te doen zijn voor 12.00 uur?

Toen ik in de gîte kwam deed de elektriciteit het niet. Een heel gedoe op z’n Frans, de burgemeester werd erbij gehaald. Ik baalde want ik wou graag een warme douche! Uiteindelijk werd het gefikst. Ik heb de grote open haard aangemaakt want hoewel ’t buiten benauwd en warm is, is ’t binnen kil. Wel ruig zo’n grote gîte (voor 30 personen) voor mij alleen. Zometeen ga ik eten in ’t café. De gebruikelijke omelet! Maar ik heb honger dus ’t gaat er wel in. En morgen zie ik Gradje en Rianne!!!

 

Zaterdag 18 mei 2002                  15.48 uur      Bar de la Loire, Le Puy

Al om 6 uur uit de veren om de bakker niet te missen. Van de lieve meneer van het café waar ik de sleutel van de gîte moest inleveren kreeg ik nog gratis een petit café. De bakker was een vrouw die me in snel tempo naar St. Paulien bracht en me afzette voor een ander café waar ik maar verder moest vragen voor vervoer naar Le Puy. Dat lukte niet, dus dat werd de benenwagen. Liften doe / durf ik niet, femme seul. Door het uitzicht op de post en door het geweldige weer (regen met hoofdletters) was ik super gemotiveerd en perste de 15 km er in 2½ uur uit! De rugzak voelde ik bijna niet. Wel moet ik zeggen dat de weg redelijk vlak was dus ik hoefde niet te klimmen en dat maakt heel veel uit.

Om 10.15 uur dus in Le Puy maar toen nog ’t postkantoor zoeken. Er zijn er twee en het hoofdkantoor was aan ’t andere einde van de stad. Maar wel leuk: post! Kleddernat dook ik deze bar in om bij lekkere bakken koffie te smullen van de berichten uit Nederland. Leuk en dank je wel!

Op het toilet trok ik een droge trui aan want ik werd niet meer warm. Toen naar de kathedraal. Wat een bouwwerken! Prachtig. Ik kon helaas geen dia’s maken want m’n nieuwe voorraad filmpjes arriveert hopelijk vanmiddag met Ger en Rianne. Naar hun komst kijk ik nu vol ongeduld uit. Ik zit weer in dezelfde bar, waar ik m’n rugzak mocht stallen toen ik de stad in ging. Ze draaien er ongelooflijk mooie muziek op dit moment. Ik heb de naam van de zanger gevraagd: Arno Hiskens uit Brussel. Om achteraan te gaan! Niet vergeten! Het is de hele dag blijven regenen. Dat wordt zometeen een tent opzetten in de nattigheid.

 

 

Maandag 2e Pinksterdag                19.45 uur      St. Privat d’Allier

Het was een heerlijk weekend met Ger en Rianne (+ Nogges en Vanos), maar veel te kort. Er is zoveel te vertellen en uit te wisselen. Omdat het zaterdag de hele dag zo verschrikkelijk regende (en ik met m’n ziel onder de arm door de stad liep om de tijd om te krijgen) zetten we niet de tent op maar huurden we een caravan op de camping in Brives-Carensac vlakbij Le Puy. We hadden het heerlijk samen, keken dia’s en zondag gingen we samen de cathedraal van Le Puy nog es bekijken.

Maandagochtend, veel te snel, tijd om weer afscheid te nemen. Dat was weer even heel moeilijk. Dag jongens, tot over een maandje, en doe ze thuis de groetjes! Ger had allemaal leuke dingen bij zich, post van een heleboel mensen, waarvan ik echt heb genoten. You’ll never walk alone, nu voelde ik het weer. Dank je wel allemaal voor die lieve, hartelijke, leuke berichten!

Maar de realiteit van de nieuwe etappe komt al snel weer op de eerste plaats. Ik had me voorgenomen om geen G.R. te nemen, maar de route naar St. Privat en eventueel Monistrol was niet te lopen over de gewone weg: veel te druk. Dus na 2 km al, vanaf het punt een paar km na Le Puy, waar ik afscheid had genomen van Ger en Rianne en de hondjes, nam ik toch de G.R. Deze viel me reuze mee. Het landschap is ook anders dan ten noorden van Le Puy, veel opener, schitterend gewoon. En het weer zat ook al mee. Na een bewolkt begin van de dag ben ik alsnog geroosterd omdat ik geen zonnebrandcrème had gebruikt. Maar het laatste stukje G.R. was weer als vanouds: hartstikke moeilijk te doen met een zware rugzak. Een kei-steile afdaling over rollende keitjes, levensgevaarlijk gewoon. En verder: het STIKT van de wandelaars, al dan niet Santiago-gangers, van allerlei nationaliteiten: Duits, Zweeds, Engels, Frans, Nederlands, en vooral Canadees. Toen ik zag hoe druk het was, werd ik een beetje ongerust. Ik had nergens iets gereserveerd omdat (dacht ik) er toch overal zoveel mogelijkheden waren om te overnachten. Maar als ik een beetje telde hoeveel mensen onderweg waren . . .  wel 75. Allemaal in Le Puy gestart. Dus ik heb extra hard gelopen. Heel gemeen. Maar het had wel resultaat want ik kreeg het allerlaatste plekje in de gîte d’etappe. Wat een cultuurschok. Drie dagen geleden een hele gîte voor 30 personen voor mij alleen, nu vechten om het laatste plekje, en om het laatste warme douche – water, en om het laatste diner in het plaatselijke restaurant, dat, helemaal ingespeeld op de rage, een menu pelerin in de aanbieding heeft voor 10 Euro. Ik kreeg een Canadese professore als tafelgenoot, ook onderweg. Ze heeft 4 weken tijd en wil dan St. Jean Pied de Port halen. Oei! Maar heel leuk gepraat samen. Dat Amerikaanse accent door dat Frans! Maar een sympathiek iemand.

Morgen loop ik geen G.R. meer. De volgende etappe is als “moeilijk” omschreven en ik heb daar geen zin in. Maar moeilijk krijg ik het toch wel want ik heb me een beetje verkeken op de afstand. Ik heb voor morgen gereserveerd in Chanaleilles. Dik 30 km – maak er maar 35 van. Mijn achillespees speelt behoorlijk op. Ik ben heel benieuwd hoe – ie zich morgen gedraagt. Nu geef ik de schuld aan de G.R. iedereen zegt dat op asfalt lopen zoveel blessures veroorzaakt maar ik heb daar geen last van! Ik krijg last als ik de G.R. loop, ongelijk terrein, bang om te vallen, rollende keitjes, zwaar klimwerk. Ik moet toegeven dat de route vandaag heel mooi was. Maar morgen kan ik weer allemaal hele kleine “witte weggetjes” volgen en die zijn ook heel mooi.

Jammer genoeg doet m’n mobieltje het hier niet à geen bereik. Ik kan Ger niet even seinen dat ik OK ben, een slaapplek heb. Ook Marijke met wie ik nog bijna dagelijks SMS moet het vanavond maar ontberen. Ik ga vroeg naar bed, uitrusten.

 

Dinsdag 21 mei; Chanaleilles,          gîte d’etappe Domaine de Sauvage 21.00 uur    41 km

 

Nou, maak er dus maar 41! van. Daar had ik me dus dik op verkeken, maar mooi dat het was! En vanavond werd ik om ½7 toen ik in de gîte aankwam ontvangen met een applaus. De + 20 aanwezige gasten waren n.l. even snel ingelicht door de beheerster. (Na een lange loopdag van 10½ uur. Vanochtend klokslag 8 vertrokken uit St. Privat.) Het was heel zwaar -tot aan het gaatje- maar ook heel mooi. Onderweg verschillende leuke ontmoetingen gehad. Leuke gesprekjes met Franse mensen die je net op het juiste moment éven oppeppen. Zoals de leuke mevrouw van het café uit Thoras die me na het showen van het plaatselijke kerkje en passant 1 km vergezelde om me de juiste weg te laten vinden. Toen was het ½4 en kwam ik erachter dat ik nog 15 moeilijke km’s moest. Even getwijfeld, ik kon ook slapen in Thoras in een leegstaand huis, maar ik besloot geen watje te zijn en er voor te gáán.

Nu zit ik dus bij een geweldig heet haardvuur in de gîte en heb gelijk mijn noodvoorraad, vers gekregen van Ger, aangespannen.

Heel moe en heel voldaan. Buiten is het + 5 ° C; (we zitten hoog op de Causse “La Margeride”) en binnen dus + 30 ° C. de vliegen hebben me gestoken op m’n enkels, ik dacht eerst dat het vlooien waren. Ik ben te moe om veel te schrijven. Over de gesprekken met de aanwezige gasten hier, b.v. Of over de mooie route die ik vandaag gevolgd heb. Of over mijn geweldig opstandige achillespees. Of over de blaren! Die ik heb opgelopen in mijn andere bergschoenen die ik sinds Le Puy draag.

Morgen een korte route! Dat weet ik zeker. Helaas vandaag weer geen bereik op mijn mobiele telefoon. Weer geen contact met thuis of met Marijke of Els. Niet ongerust worden jongens! Tout va bien!

 

Woensdag 22 mei     17.50 uur      Gîte d’etappe, St. Alban;      15 km

Le Sauvage was wel iets speciaals. Het was een oude tempeliers-vesting, werd me verteld, uit de 12e eeuw. Eigendom van de staat die bevordert dat het een pelgrims-etappeplek is. Goed zo! Het is een bijzondere plek. Ook de omgeving, de hoogvlakte met allemaal kronkelende beekjes, heel mooi. Vannacht slecht geslapen. Me zorgen gemaakt over m’n blaren. Last gehad van de stormachtige wind die de ramen en luiken liet klapperen. En misschien was het ook wel de geschiedenis van dat oude gebouw waarin ik me bevond. Ik lag op de slaapzaal met nog één man. De rest van de + 30 aanwezige gasten waren allemaal op hun eigen kamers. Vandaag dus maar een klein stukje naar St. Alban. Jammer eigenlijk want m’n spieren willen wel, maar mijn blaren niet! Ik moest echt door de pijn heen vanmorgen en toen ging het wel. De G.R. gevolgd, die is hier het best te doen. De andere wegen zijn te druk en er zijn geen alternatieven. Ik was blij dat ik er was. Er moet een oplossing komen. Op deze schoenen gaat het niet. Er zitten blaren ónder de nagels van m’n kleine tenen. Eerst alleen maar rechts, maar na vanmorgen ook links. Vanavond ga ik Ger bellen dat mijn Lowa’s snel gerepareerd worden en dan maar opgestuurd worden naar b.v. Nasbinals, per expresse of zo. Dan tot die tijd maar kleine etappes lopen, zoveel als het gaat. Niet leuk, ik verveel me nu al.

Vanmorgen met lopen waaide het nog steeds heel hard. Met de poncho aan voelde ik me net zo’n zeilboot. Ik dreef ook af, weggeblazen werd ik. Het landschap is mooi. Vergezichten, stenen, prairie-achtig. Kronkelende beekjes door grasland. Je komt nu al onderweg dezelfde mensen tegen. En de vrienden van de Canadese mevrouw met wie ik enkele dagen geleden onder het eten heb gepraat. Hetzelfde grappige Canadese accent. Raymonde (zo heet ze) knauwt nog wat meer. En een Duits stel, Hanna en Manfred, met wie ik ook al vaker heb gepraat. Velen lopen niet tot Compostela, maar deze wel. Maar als ik kleine etappes moet lopen zal ik ze wel niet meer zien. Ik heb al geprobeerd of ze hier in het stadje schoenen verkopen, dan zou ik voor nood een paar gympen aanschaffen. Maar helaas. 7 Bars maar geen schoenwinkel. Ik ga es even proberen of ik thuis iemand kan bereiken. De telefooncel is gelukkig vlakbij.

 

Nasbinals, klokslag 12.00 uur; plaatselijk parkje / speeltuintje.     24-5-02.

Gisteren gelopen + 15 km vanaf St. Alban tot Aumont-Aubrac. Het regende een beetje en het was fris. Gelukkig geen wind meer: goed wandelweer!

Het heeft de hele nacht gegoten en dat is te zien in het landschap: op de paadjes is alles uitgesleten, zo hard heeft het gestroomd daar. Het landschap is prachtig. Veel stenen. In plaats van wei-palen gebruiken ze hier menhirs. Om 1 uur ben ik al in Aumont-Aubrac. Neem er afscheid van verschillende medewandelaars en gîte-gasten, want i.v.m. mijn blaren ga ik niet verder. Ik bemachtig een plekje in de ferme du Barry, een gîte d’etappe die wel tegenvalt. De beheerder stinkt een uur in de wind naar alcohol en de accommodatie is maar zo-zo. Ik doe boodschappen en kook zelf. Lekker goedkoop. Dan krijg ik telefoon van Ger; mijn schoenen, gerepareerd en al, zullen MORGEN! Al in Nasbinals aankomen, op het syndicat d’initiative!

En Jacobus is met mij want wie komen daar binnen in de gîte? De mensen die ik in St. Privat ook heb ontmoet, met wie ik op dezelfde kamer heb geslapen. Ze (twee meiden) worden begeleid door een man (Jean) met een auto, die hun bagage vervoert. Ik krijg een lift naar Nasbinals en ben al om half negen vanochtend daar. Er is ook nog een plaatsje in de gemeentelijke gîte. Dat is geweldig want het is ongelooflijk druk onderweg. Je moet echt vantevoren reserveren. Tot nu toe heb ik geluk gehad. Nu wachten op de schoenen. Ik popel eigenlijk om weer een flink stuk te kunnen lopen. Maar dat schijnt voorlopig nog niet te kunnen want de schoenen zijn er nog niet. Dikke teleurstelling. Gedwongen wachten tot morgenvroeg of anders tot maandag?! Ik moet er niet aan denken, ik wil verder! Gelukkig zit ik hier goed, de zon schijnt, het is een fijne gîte, ik kan de was doen. Maar als je zoals vanmorgen met de auto door het hele mooie landschap van de Aubrac rijdt, is dat eigenlijk toch maar niets. Ik wil het voelen, ruiken, zweten! Maar voor m’n teen is die gedwongen rust misschien maar goed. Hij ziet er niet fris uit!

 

20.00 uur. Na een dagje vervelen toch nog even iets te schrijven, bij een bol met thee. Bol, zo heten die grote soepkommen waar men hier ‘s-morgens koffie uit drinkt.

Morgen en overmorgen vieren ze hier een groot feest, de transhumance. Dat is het feest van de verplaatsing van het vee naar de zomer-weiden. Daarom zitten alle gîtes en hotels hier vol. Feest op z’n Frans, met gemeenschappelijke maaltijden en loterijen. Je kunt een koe winnen. Zal ik meedoen als ik niet kan lopen? Ook showen ze hun vee in optochten. Opgetuigd en schoongepoetst, behangen met slingers en bellen.

 

                   Afbeelding MARCILLAC, Domaine Laurens 2000

Deze wijn heb ik vanavond bij mijn zelfbereide maaltje gedronken. Ik kan het niet laten de etiketten te bewaren. Laurens met een S! Nou Rens, op je gezondheid! Vandaag kwamen alle mede-wandelaars die ik al ken langs op hun doortocht naar verdere oorden. Ik wil meelopen! Dit is echt een oefening in geduld.

 

25-5-02. Nasbinals, gîte communal; zaterdag 20.40 uur.

Dus zit ik hier nog. Het boek “schoenen” is nog niet geschreven. Vanmorgen vol (wan) hoop naar het office du tourisme. Nee dus. Niet gearriveerd. Zucht. Wat moet ik hier in godsnaam een hele dag dóen!? Er is hier niets, behalve een mooie kerk die ik al drie keer heb bewonderd. Er zijn geen winkels, nou ja, boucherie, boulangerie, tres petite epicerie. Er rijdt geen bus. Wandelen kan ik niet. (Anders liep ik wel verder!) Contact opgenomen met thuis. Ger vraagt na. Volgens TNT Nederland is het pakket hier gisteren om 9.17 uur afgeleverd! Maar toen was het office du tourisme nog gesloten. Dus waar? Ik vraag bij de PTT. Neen hoor, niet bekend. De mairie. De vriendelijke mevrouw die ook de reserveringen van de gîte regelt kijkt nog eens speciaal bij de postbus. Nee. Via de VVV krijg ik het nummer van TNT France. Het is inmiddels zaterdagmiddag na 12.00 uur dus er is niemand daar. Het wordt dus écht maandagmorgen. Ik moet me erbij neerleggen maar heb er verschrikkelijk moeite mee. Echt een dieptepunt. Ik ga tóch maar een stuk wandelen naar een uitkijkpunt (Notre Dame de la Sentinelle, te vinden op de kaart), + 3 km verderop. Met m’n blaren-schoenen. Het landschap is prachtig. Dat had ik al verteld. Wilde narcissen, tulpen, violen, brem, hele velden worden erdoor gekleurd. Hier zijn de weiden afgezet met stenen muurtjes. Daardoor zijn ook die paden, drailles, ontstaan. Het uitkijkpunt is de moeite van het klimmen waard. Een schitterend gezicht. TIP: bezoek de Aubrac dus in de lente!

Terug in de gîte een verheugend bericht; de schoenen zijn gearriveerd! Bij de kerk! Ik spring een gat in de lucht en ren naar de kerk. Waar? Ik zie geen pakketje. Gauw naar de pastoor. Die laat me een zak zien met inderdaad schoenen, maar niet de mijne. Deze zijn door een randonneur achtergelaten. Helaas is het niet mijn maat. Mijn merk ook niet. Wat gemeen! Blij met een dooie mus. Wat zou dat in het Frans zijn? Etre heureux avec un oiseaux mort?

In de gîte is het wel wat geanimeerder dan gisteravond. Er is een hele groep mannen gearriveerd met wie ik op de slaapzaal slaap. Het stinkt een uur in de wind naar zweet. Hopelijk snurken ze zachtjes vannacht. Ze zijn wel aardig. Ik heb ook nog een heel gesprek (nou ja na een poosje wordt het een-richtingsverkeer en omdat hij in het vuur van zijn betoog vergeet langzaam en duidelijk te praten kan ik ‘m dus niet meer volgen), met een directeur (met retraite) van een wegenbouwmaatschappij die de autoroutes bouwt. Hij is helemaal nog niet zo oud maar houdt zich nu bezig met het organiseren van randonnées. En hij volgt er nu dus zelf een voor 14 dagen. Hij vertelt een ingewikkeld verhaal over het aannemen van gediplomeerde ingenieurs in zijn bedrijf en waarom ze meer of minder betaald krijgen. Ik snap het niet meer, maar hij is zijn verhaal kwijt.

Ik maak wederom m’n eigen maaltje klaar. Renéetje belt me nog, om me een hart onder de riem te steken. Lief hoor! Morgen ga ik te voet 8 km naar Aubrac, naar het feest van de transhumance. Klaarblijkelijk moet ik dat dus meemaken. ’s-avonds ook weer 8 km terug dus ik ben benieuwd hoe mijn tenen zich houden in die k … schoenen. Ik heb van een lieve slaapzaalgenoot een rolletje speciale pleister gekregen om af te plakken. Het valt te proberen, maar de oorzaak is gewoon: de schoenen.

 

Zondag 26-5-02. 20.14 uur, gîte communal; Nasbinals.

Vanmorgen opnieuw alle randonneurs met lede ogen zien vertrekken. Toen zelf maar op pad, de G.R. op. Het waren er toch 9 naar Aubrac. De G.R. was prachtig en ik kikkerde er van op om te lopen. Zonder bagage ging het ook super-vlot. De teen voelde ik wel, maar allá! In anderhalf uur was ik daar. Onderweg allerlei gesprekjes met wandelaars die ik inhaalde. Ha! En 2 km vóór Aubrac kwam ik de Parijse mevrouw tegen die vanmorgen om 6.00 uur uit de gîte was vertrokken om vroeg in Aubrac te zijn. Ze was verdwaald, had met een gevaarlijke stier gevochten, en had nu pas de G.R. teruggevonden. Samen liepen we de laatste 2 km. Ze was ook geen licht, onder ons gezegd. Het was heel druk in het dorp. 10.000 bezoekers minstens. Bij aankomst zagen we de eerste kudde het dorp verlaten. Klingelende bellen, applaudisserende mensen, ossenspan, etc, etc. Maar het was koud, kóud! Nadat ik enkele troupeaux voorbij had zien komen en de uitgebreide markt bezocht had, (jammer dat je niets kunt kopen; alles is te zwaar voor de rugzak!) ben ik het plaatselijke café ingedoken om er de volgende uren niet meer uit te komen. Met de Parijse mevrouw had ik n.l. afgesproken om elkaar om 18.00 uur weer te ontmoeten en dan samen terug te liften naar Nasbinals. En 18.00 uur was laaaat in de middag. Het liften lukte goed. In een kwartiertje waren we terug in onze gîte. Een mevrouw die bij de VVV van Aubrac werkt nam ons mee. In de gîte weer andere mensen. Ik krijg kersen uit Cahors van twee dames uit Cahors. En morgen! ga ik op pad! Pakket gearriveerd of niet! Natuurlijk eerst een rondje langs het office du tourisme, de PTT en de mairie. Maar dan vertrek ik. Is ’t er niet, ze sturen ’t me maar na. Ik loop wel voorzichtig en kleine etappes. En anders koop ik in Figeac nieuwe schoenen. Ik zie wel!

 

 

Maandag 27 mei      10.57 uur      Nasbinals; plaatselijk café.

Het is morgen en ik wacht. Ik wacht nóg. De naam Nasbinals kan ik niet meer zien. Ik ben er zwaar allergisch voor geworden. Het regent, maar om 9.00 uur sta ik gepakt en gezakt op wacht bij het office du tourisme. Stel je voor dat ze vóór 10 uur leveren en er is daar nog niemand aanwezig! Ik heb al geïnformeerd bij het postkantoor. Daar weten ze nog steeds van niks. En het poste restante opsturen van een pakje van 3 kg naar Cahors kost 8 €uro. Dat weten we ook weer. De telefoon gaat: Ger. Informatie: Er wordt vandaag geleverd. In kantooruren. Dus ik wacht. Nog steeds!

 

20.24 uur      gîte d’etappe communal;     “halte sur le chemin de Saint Jacques”

                                               St. Chély d’Aubrac    19 km

Om kwart voor 12 trek ik de stoute schoenen aan (ha ha) en sluip naar het office du tourisme. Positief! Het pakket is er! Ik waag het nog te vragen hoe laat het is gearriveerd. Oh, ce matin, a neuf heures! Vies liegbeest. De ongeïnteresseerdheid druipt ervan af.

M’n schoenen geruild, o wat zitten ze lekker, de inlegzolen ook, de blarenschoenen in de doos gepropt, naar het postkantoor gerend, en vóór twaalf uur is het zaakje op de post naar Nederland. Zonder afzender! Er zaten nog brieven in het pakje. Ik neem een kwartiertje de tijd en ga ze zitten lezen in de kerk. Lief, Ger! Maar om 12.15 uur vlieg ik op weg. Onhoudbaar. Tempo! Ik wil nog naar St. Chély! De zon schijnt als ik vertrek. Maar dat verandert snel. Onderweg naar Aubrac, waar ik gisteren ook al was, (ook over de GR) breekt de hel los. Eerst alleen maar regen. Lastig, allemaal die prikkeldraad-hekjes nemen met de poncho aan. Dan steekt de wind op en die voert héle donkere wolken aan. Hagel! En die gaat even later over in sneeuw! Ik kan m’n ogen niet geloven. Het blijft nog even liggen ook. En koude handen dat ik heb. Het is verdorie bijna juni. In Aubrac hoor ik dat het ook niet normaal is. Het komt wel es voor, ja, maar toch niet vaak. Is dat nu de manier, Aveyron, om me te verwelkomen? Want ik ben de grens Lozere/Aveyron overgestoken. Een beetje thuis, dus. In Aubrac neem ik een warme chocomel en een sandwich fromage om een beetje te bekomen. M’n broek is nat tot aan m’n kruis, ondanks de poncho. En ik kan niet zeggen dat ik het warm heb. Dan de keuze, zal ik over de weg naar St. Chély gaan of toch maar de G.R. nemen? Och kom, het zijn maar 8 km. Ik neem de GR. Dat heb ik geweten. De buien nemen n.l. toe. Af en toe schuil ik als ik weer zo’n zwart monster op me af zie komen, gevuld met hagel, sneeuw en regen. En wind. Het wordt om 16.00 uur donker alsof het 21.00 uur ’s-avonds is. En ik ben helemaal alleen in die bergen! Een beetje bang ben ik wel. Pas om 18.00 uur kom ik aan in de gîte in St. Chély. 6 Uur over 19 km! Een mooi gemiddelde! De laatste km’s zijn heel moeilijk. De G.R. is nl geen G.R. meer maar een rivier. En die rivier voert een hele hoop modder mee. Dus stapvoets, heel langzaam kom ik van de berg af, bang om uit te glibberen (ß lekker Limburgs). Gelukkig is er plaats voor mij in de gîte. Een lieve mevrouw waarvan ik de naam (nog) niet weet maar met wie ik op dezelfde kamer heb geslapen in Nassibals heeft ‘m voor me gereserveerd. Nu slapen we weer samen. Ook een Engelse meneer die we kennen uit … juist ja, is hier. Als ik m’n poncho uittrek bij de ingang kletsen er liters water over de vloer. Oh la la! Klinkt het op z’n Frans. Gauw dweilen. Boodschappen doen, douchen, koken. De gîte zit vol. Fransen, Oostenrijkers, 1 Hollandse, 1 Anglais, 5 Noren. De meeste lopen niet zo ver. Ze hebben 1 of 2 weken en lopen een stukje GR. Maar de Anglais is vertrokken uit Regensburg of zo en heeft uitgerekend dat we dezelfde afstand hebben gelopen. En laat hij nou ook 1 april zijn vertrokken! Ik oogst wel bewondering als ik vertel dat ik uit Nederland ben komen lopen. Een beetje trots mag ik toch wel wezen?!

De nieuwe (oude) schoenen lopen  G E W E L D I G !   (Een genot aan de voeten).

 

St. Chély d’Aubrac

 

 

Espalion, café du Commerce, dinsdag 28 mei 2002                  19.39 uur      24 km

Lekker rozig zit ik hier op een terras, mét een salade, croque monsieur én een demi rouge genuttigd, vandaar die rozigheid.

Schandalig duur overigens en het geheel paste nog niet in al mijn (vroegere) holle kiezen.

Ik moet een beetje oppassen want ik verlies veel gewicht. Waarom hebben ze hier geen boterhammen met pindakaas? Vanmorgen in St. Chély regende het nog. Maar gaandeweg de dag is het weer opgeknapt, je voelde het gewoon warmer worden. Eerst  de poncho aan de kant, daarna het zeiljack. Aan het eind van de dag is zelfs de blouse bijna te warm. Ik neem lekker eigenwijs maar gedeeltelijk de GR. De stukken dié ik neem zijn al moeilijk genoeg en als ik andere wandelaars tegenkom in St. Côme d’Olt hoor ik ze alleen maar klagen. Over de modder, de keien, de moeilijke afdalingen. Die ik overigens ook heb. Dat vind ik het moeilijkst van alles, die steile keien-afdalingen. Pijn in je knieën, pijn aan je voeten, en je ontzettend concentreren. Die rugzak, hè?

St. Côme d’Olt is trouwens een plaatje. Ik bereik ’t na 16 km G.R. ploeteren, en dat plaatje is de moeite van het onthouden waard. Het landschap is dat van mijn geliefde Aveyron. Heuvels/bergen + 800 meter hoog, bocagelandschap, weiden, koeien, gehuchtjes. Al een beetje Rouerge, al een beetje St. Victor. Ik zit trouwens maar 30 km van Rodez vandaan, zie ik op de kaart. Om 12.30 uur ben ik dus in St. Côme d’Olt. En dat Olt is eigenlijk ouderwets Frans voor Lot. De Lot steek ik over en ik volg haar tot in Espalion. Na Le Puy tot nu toe de grootste plaats die ik ben tegengekomen. Omdat m’n mobieltje niet werkte in St. Chély (geen bereik) heb ik niets gereserveerd. Gelukkig kan ik nog terecht in een Centre d’hébergement. Tja, wat is dat voor iets. Een jeugdherberg zonder gezelligheid, zo zal ik het maar typeren. 1 Km buiten de bebouwde kom, geen mogelijkheid om te koken, eigenlijk alleen maar slapen én douchen. Hônger mosse boete kriege, ète mosse toes is dus niet van toepassing; ète mosse auch boete. Daarom dus dit terrasje in Espalion, dat rondom me wordt afgebroken. Men gaat dus onvermijdelijk sluiten en ik moet stoppen met schrijven. En dan heb ik nog niets verteld over de medewandelaars van vandaag! Misschien strakjes nog.

 

Een 3 kwartier later in het Centre d’hébergement. Heerlijk teruggelopen. Fluitend en zingend, de avondzon in m’n gezicht. Als ik een auto tegenkom gaat het fluiten over in zingen, want het stáát zo stom en ik wil geen aanstoot geven in de avond met getuite lippen. De moeheid is over, en ik heb tijdens het eten getelefoneerd met Rens, Renée en Rianne. Mobiel, lekker duur, lekker gezellig! Het gaat goed met ze en daarom heb ik dubbel goeie zin. In het Centre word ik begroet door medewandelaars. Het is echt waar. Sinds Le Puy ben ik echt niet meer alleen. Overal waar ik kom (en dat zijn dus de randonneursplekken) word ik begroet en omgekeerd doe ik dat ook bij anderen. Het is een wereldje op zich, iedereen weet van iedereen hoe lang, hoe ver, hoe snel, etc.

Net een 2e ontmoeting met de Noor-Duitser (allebei dus niet) d’origine Italien: Italo. Hij gaat ook tot Santiago dus we zullen elkaar nog wel vaker tegenkomen. Hij woont nu in Noorwegen, spreekt vloeiend Duits. Hij “past” op 4 Noorse vrouwen die ik ook heb gezien en die geen woord Frans spreken. Verder vandaag afscheid genomen van de “Anglais” met wie ik nog een paar km samen heb gelopen en met wie ik in dezelfde kamer in St. Chély heb geslapen. En snurken dat ie kon! Ik moet ’s-nachts vaak aan Ren denken met d’r oordopjes. Ik moet ze ook aan gaan schaffen! Morgen neem ik géén GR. Laat de anderen maar lekker ploeteren. Ik heb 25 km verder een hotelletje gereserveerd in Villecomtal. Vandaar is het nog + 20 km naar Conques. Ongelooflijk dat ik al zo ver ben. In Conques kom ik mijn medewandelaars wel weer tegen.

 

Woensdag 29 mei     12.40 uur      In de wei tussen Sebrazac en Villecomtal.

Het is warempel pijpenafrits-weer geworden. Je moet het plekje eens zien waar ik m’n lunchpauze zit te houden! Prachtig uitzicht over bergen en dalen, ik zit hoog want ik heb vanmorgen al flink geklommen. Vol in de zon, heerlijk om die weer es te voelen. Vanmorgen eerst weer de Lot gevolgd en toen onderweg toch weer een andere route bedacht. Nu kom ik niet door Estaing. Mis ik nu iets onvergetelijks? Wel kom ik door een heel mooi landschap met rode aarde en rode rotsen. Rode dorpjes, geweldig pittoresk, en dat ontdek ik allemaal door de G.R. níet te volgen. Geef mij maar Aveyron, in plaats van Amsterdam, maar dat wisten we in 1980 al. Onderweg komen de eerste diepzinnige bespiegelingen naar boven over het maken van deze reis. (Ja, nu pas, ik ben nu eenmaal een laatbloeier). Maar ik kan nu ook terugkijken op 2 maanden ervaringen, en vergelijken.

In het begin was ik samen met Marijke en nog volledig opgenomen door de spanning van het avontuur: waar slapen we vannacht, hoe lopen we, wat gebeurt er allemaal vandaag? Ik was er veel mee bezig dat ik “thuis” zo maar had achtergelaten. Mijn plekje is er toch nog wel voor me als ik terugkom? Vier maanden weg van alles leek me een peulenschil, iets waarop ik me verheugde: 4 maanden niet die sores van het huishouden aan m’n kop, es even geen (gezeik) gezeur van de kinderen, 4 maanden lekker m’n eigen gang gaan. Nu ik aan die 4 maanden werkelijk was begonnen kreeg ik even een schrikreactie: dóe jij dat allemaal zo maar even?

Daarna kwam het moment dat Marijke en ik tabé zeiden en ik alleen verder ging. Dat was niet extra moeilijk of zo. Ik ben gewoon een einzelgänger en kan goed alleen zijn. In zekere zin was het zelfs gemakkelijker want ik hoefde alleen maar rekening te houden met mezelf. Maar ik kreeg een periode van ontzettende heimwee. Naar huis, ik miste de kinderen, de honden, Ger natuurlijk, maar die had ik nog wel gezien; de tuin, m’n atelier. Ik kon zo in een keer in huilen uitbarsten als ik bv aan onze Rens moest denken of ik hoorde een hond blaffen en dat was dan precies onze Nogges of Vanos. Zelfs de kippen miste ik. En hoe zou het met de kersenboom zijn, veel bloesem, veel kersen dit jaar? Ik moet zeggen dat het landschap waar ik toen doorliep ook niet echt was om vrolijk van te worden. Veel bergen dicht op elkaar, geen horizon, geen vergezichten, veel klimmen en dalen, en vooral: veel dennenbomen, en dus heel donker.

En nu zit ik “Na Le Puy”. Ik heb (nu) geen heimwee meer. Als ik aan thuis denk is het met veel warmte maar niet meer met pijn. De kinderen met hun (school)belevenissen volg ik maar de afstand is groot. Vanmorgen liep er een hond met me mee, nét Vanos, ook een kruising bordercollie. Maar dat was gewoon leuk. Ik denk dat ik dus nu echt “los” ben. Ik ben nu bijna op de helft. Ik schat dat dat in Figeac zal zijn. Lichamelijk zijn er toch wel beperkingen. (Auw mijn voeten, auw mijn blaren, auw m’n achillespees, en bij afdalingen auw m’n knieën.) Maar ik loop nog steeds en voel me goed. Misschien dat nu een periode aanbreekt van leren (van medereizigers bv) en genieten? Ik zal ’t laten weten.

Oh ja, Casse Croute is trouwens dat woord voor zout ontbijt/tussendoortje om 10.00 uur ’s-morgens.

Afstand Espalion - Villecomtal 24 km.

 

Donderdag 30-5-02, 18.05 uur      Centre d'accueil;       Ste  Foy.       27 km

Wat een mooie dag vandaag! Villecomtal was ook al iets om te onthouden. De mevrouw van het hotel klaagde omdat 't zo rustig was. Dus landgenoten, bezoek Villecomtal! Een prachtig dorpje met een "horloge", een toren met klok. Alles in rode natuursteen. Er werd voor mij gekookt met extra veel calorieën. Want die had ik nodig, werd me toevertrouwd. En toen over mijn zelfgekozen weggetjes naar Conques. Het was prachtig. Wel hard werken, veel bergop. En 't was ook best ver. En 't was ook best warm. Zeg maar heet. Onderweg zat ik zo hoog dat ik de "chaine de puys" bij Clermont Ferrand kon zien liggen. Dat moet toch wel meer dan 200 km. ver weg zijn! Ik heb genoten van het uitzicht en het weer. Ik maak veel te veel foto’s maar ik kan het niet laten. Om half vier kwam ik moe en met een knalrood hoofd aan in Conques. Er was nl op het laatste moment nog een leuk hellinkje.

Ik werd heel vriendelijk en gastvrij ontvangen in het Centre d'accueil in Ste Foy; dat is pal achter de basilique in een monumentaal gebouw. Het wordt gerund door broeders. Vanavond strikt om 19.00 uur eten en daarna naar de complies. (Een soort late Vespers.) Dan ontvangen we weer een pelgrimszegen. We, dat zijn er heel veel. Ik zie alle oude bekenden van de laatste dagen hier terug. We drinken samen een pilsje op het terras. De dortoir zit bomvol en het stinkt er naar zweet(voeten). Conques is niet veranderd sinds vorig jaar augustus. Toen was ik hier met Ger, Rens, Renée, Rianne. Het is hoogstens nu wat rustiger want het is nog geen hoog-seizoen.

 

Vrijdag 31-5-02, 18.26 uur   Camping Beau Rivage;      Lilinhac le Haut    24 km.

Gisteravond, de complies was een belevenis. Er waren maar twee broeders aanwezig (prémontrés), maar wat een warmte! Het super-tegenovergestelde van La Chaise Dieu. We waren met + 30 pelgrims in de kerk, op het koor van die mooie Romaanse basilique. Samen zingen, best vrolijke liederen. Ook een heel mooi pelgrimslied:

 

Na het zingen de zegen. Iedereen zei zijn naam en waar-die vandaan kwam. We kregen net als in Vezelay een boekje met het evangelie (dit keer volgens Johannes) en symbolisch een brood voor onderweg. Verschillende mensen waren zo geroerd dat ze moesten huilen. En daarna gaf de broeder voor ons een orgelconcert, nou, fantastisch! Op twee verschillende orgels. Kitaro is er een elektronische peulenschil bij. We mochten overal komen in de kerk, ook op de plaatsen die normaal gesloten zijn, zoals het oxaal en de (pelgrims)rondgang boven. Het was een echte show want op de tonen van de muziek ontstak de broeder al dan niet schijnwerpers her en der in de kerk om de ramen te verlichten. De ramen zijn nl een bijzonderheid; gemaakt van albast. Het duurde en duurde en om 10 uur ben ik maar weggegaan omdat ik zo moe was en graag naar bed wilde. Ik had dit voor geen goud willen missen!

Vanmorgen heel vroeg op (6.00 uur) omdat het vandaag heet dreigt te worden. Om half acht was ik op pad. Nou, het was afzien. Vanmorgen begonnen met een stijging, niet te geloven. Iets van 350 meter over een afstand van 2 km of zoiets, zei men later. In ieder geval was het véél. En als toetje vanmiddag weer zo'n kanjer. Toen waren we Decazeville al gepasseerd waar ik door de warmte vergeten ben om Addy en Huub een kaart te sturen. En ik was het nog wel zo van plan! Vlak voor Levinhac, (waar ik nu ben) in St. Roch, dook ik even het kerkje binnen omdat daar de enige koele plek in de wijde omgeving te vinden was. Even uitdampen. Ik zat op een bankje, komt er een oude kromme mismaakte man binnen om een gesprekje met me te voeren. Hij was beslist niet gek of zo en we hebben wel een half uur samen zitten praten. In de kerk, alsof het een café was! Heel leuk. Hij beschreef me ook nog heel gedetailleerd de weg die ik moest volgen om in Levinhac op de camping te komen en het klopte exact. De mensen leven hier erg mee. Zo hoorde ik regelmatig onderweg: hé, les pélerins! Il ne fait pas trop chaud aujourd'hui? Of iets van die strekking.

En nu zit ik hier, heel comfortabel, heel vakantie, op de camping. Caravannetje voor drie personen gehuurd dat ik alleen bewoon vannacht. Het is 30° of meer. Al m'n kleren zijn gewassen. Ik kan hier eten én morgenvroeg ontbijten. En dat alles voor de luttele prijs van 22 €uro!

 

Zondagmorgen,        gîte d’etappe Figeac; 10.07 uur.     Zaterdag gelopen: 24 km.

Weer heel vroeg op pad. Tjonge tjonge wat is het heet, en benauwd! Er is een wolkendekje waar de zon wel doorheen schijnt en wat het erg "lourd" maakt. In Livinhac voorspelt een man al: jullie krijgen het heet vandaag. En: zal ik je maar meenemen met de auto? Ik bedank voor de eer maar stel hem voor dat hij het aanbod ook doet voor de meute (+ 10 personen) die na mij komt. Misschien zitten daar liefhebbers tussen. Vandaag dus het grootste gedeelte van de dag samen met anderen gelopen en de G.R. gevolgd. (Wat een omweg van vele km’s betekent, maar wel mooi.) De meeste zijn me bekend maar een km of 10 loop ik met Jean-Noël die ik nog niet eerder gezien had. Hij werkte tot voor kort bij een luchtvaartmaatschappij en spreekt alle Europese talen. Een uitzondering in Frankrijk. Hij heeft ook een aardige kijk op de (on)hebbelijkheden van de verschillende Europese nationaliteiten. Wij Hollanders komen er dus niet goed vanaf! Foei landgenoten. Wat minder zakelijk, wat minder gierig, wat minder eigengereid s.v.p. En vooral geen aardappels, koffiemelk en hagelslag mee op vakantie!

Na een paar uur ben ik de G.R. én Jean-Noël een beetje beu en ga ik weer m'n eigen weg. (Is dat symbolisch voor Peetje, begin ik me af te vragen?) Om half drie kom ik aan in Figeac. Vreemd om hier zo rond te lopen! Ik kom hier ieder jaar als we op vakantie zijn in La Grave en nu ben ik er te voet! Het geeft me wel een kick. Ik word nageroepen: hé, la Hollandaise! Het blijken de twee Engelse mannen te zijn die ik onderweg ook al was tegengekomen en die me nu een biertje aanbieden op een terrasje. Dát aanbod neem ik graag aan want ik heb een reuze dorst.

Via het syndicat d’initiative beland ik in een pas geopende gîte d’etappe. Heel leuk; wordt gerund door een alternatieve vegetarische mevrouw die zeer bereisd is en haar prachtige Jugendstil huis uit de jaren '20 heeft opengesteld voor pelgrims. Ik besluit om tóch maar een extra dag in Figeac te blijven, ook al is het morgen zondag. Tenslotte heb ik een feestje te vieren. Ik ben nu op de helft van mijn tocht! Ik ga lekker een pizza eten in het restaurantje dat we zo goed kennen (alleen is het aquarium in de hoek verdwenen!), en ook open ik het tweede rugzakje + brief van Hanny en Wilma. Proost, sisters!

 

 

 

 

Zondag 2 juni,          15.25 uur.

                          

Nou, als je hier nog niet van naast je schoenen gaat lopen weet ik het niet meer.

Ik maakte een heerlijke rondwandeling door Figeac en zag straatjes die ik nog nooit had bezocht in al die 18 jaar dat we in La Grave komen. De voedingsmiddelenwinkels waren geopend en ik voorzag mezelf van proviand om de hele dag mee door te komen, inclusief het avondmaal. Want ik wil niet nog een keer uit eten. Ik kocht een krant en kreeg daarbij gratis de TV - gids én een tijdschrift waaruit ik bovenstaande horoscoop haalde, en verder ontmoette ik een Roermondse mijnheer en mevrouw op een terras. Aan het accent waarop de mevrouw Frans praatte hoorde ik: dat móeten Limburgers zijn en dat was dus ook zo. We hebben wel 1½ uur zitten praten onder het genot van een bak koffie. Hartstikke gezellig. En es even niet naar woorden hoeven zoeken, hoewel, al zeg ik het zelf, het Frans me goed afgaat. (Is dat Nederlands? Afgaan? Dat betekent toch . . . ) Je ziet, ik heb zelfs moeite met Nederlands. Vanmiddag ga ik lekker op het balcon, nou zeg maar terras, van de gîte zitten; uitrusten, benen omhoog. Want m'n enkel is dik, zie ik. Die achillespees . . .

 

Espagnac Ste  Eulalie,          gîte d’etappe communual; 16.01 uur,        27 km.

Kwam daar Italo de gîte in Figeac binnen. Samen met weer een andere Noorse schone die hij ergens had opgeduikeld. De eerdere 4 hebben hem al in de steek gelaten. Deze besloot vanavond ineens naar Noorwegen terug te keren. Heimwee. Kon niet tegen de hitte. Nou dat laatste vind ik niet gek. Het is buiten niet uit te houden. Vandaag, maandag, volg ik de loop van de Celé. Het is heerlijk hier te lopen. Door al die leuke gehuchtjes, langs de rotswanden van de gorges. Ik kan het niet beschrijven zo mooi. Kom maar zelf kijken. Ik slaap in een middeleeuwse toren waar de gîte in is gevestigd; onderdeel van een 12e eeuwse abdij. Jammer genoeg niet al te propre. En vanavond verwacht ik bezoek! Gerard en Trees Wieland hebben me gebeld. Ze zijn in de omgeving op vakantie. Het lijkt me vreselijk leuk. Het moet voor hen ook leuk zijn om dit oude dorpje te zien, en so wie so, de vallée van de Celé. Het is nog steeds drukkend warm. De laatste dag wellicht, want morgen is regen voorspeld!

 

Dinsdag, 4 juni 2002, 19.56 uur, Gîte d’etappe Marcillac, pardon: Marcilhac sur Celé. Zullen we er maar 15 km van maken?

Beschamend dat aantal km’s voor een beroepswandelaar als ik. Toch is het ook voor vandaag weer genoeg. Om half 12 begint het zoals voorspeld te regenen en samen met de nog steeds aanwezige warmte veroorzaakt dat een zweten onder de poncho …  Niet mooi meer. Dat  ben je heel gauw moe, en dan ben je heel gauw moe. Het zit als gewoonlijk weer tussen de oren.

Eerst nog over gisteren vertellen. Tegen 5 uur waren Gerard en Trees in Espagnac. Een hartelijk weerzien! Samen volgden we een rondleiding door de voormalige abdij van kloosterzusters. Die rondleiding werd gegeven door een plaatselijke mevrouw die een verhaal op zich was. Ze had humor, was heel direct, en kon fantastisch vertellen. En ze had een omvang waar ik wel 2 keer in paste. Voor de details van het verhaal van deze mevrouw vervoege men zich bij Trees want die kon alles veel beter onthouden. Ik was het de volgende ochtend al weer bijna vergeten. Teveel indrukken.

Daarna togen we naar de camping in Brengues waar Gerard en Trees woonden. Er werd een heerlijk diner voor m'n neus gezet en we zaten tot rond 10 uur samen buiten te praten. En vanmorgen, op weg naar Marcilhac, passeerde ik de camping weer en stond er een uitgebreid ontbijt voor me klaar. Heerlijk om zo verwend te worden. Bovendien kreeg ik een medische behandeling. Trees haalde een teek bij me weg, in de knieholte. Het beest moet me gistermiddag, tijdens de picknick, hebben aangevallen. Vies parasietje! Ik ontdekte hem vanmorgen met aankleden.

Ik volgde weer de Celé, gedeeltelijk over de weg (geen auto te zien) en gedeeltelijk over paadjes, belde onderweg met thuis (Rens heeft morgen proef-rijexamen, steek een kaarsje op!) en arriveerde om half 2 in de stromende regen in Marcilhac. De gîte wist ik te liggen. Maar de sleutel kon worden opgehaald in de epicerie en die was tot 3 uur gesloten! Wel eens 1½ uur wachtend in de regen doorgebracht? Toch kon 't mijn goede humeur niet bederven en ik heb een heerlijke avond. Kook zelf. (Nét m'n eten op nu), en in het winkeltje verkochten ze zelfs de Telegraaf en de Volkskrant. Toch is het hier niet toeristisch. (Het theelichtje dat ik heb opgestoken voor Rens blijkt te lekken en veroorzaakt een blijvende herinnering in het tafellaken van de gîte en in mijn zakagenda.) Ook Marcilhac is een historisch plaatsje met een abdij en ruïnes. De gîte is gevestigd in een van de oudste gedeelten, heel apart. Ook hier zijn rondleidingen te volgen maar ik heb even de puf niet. Lekker een beetje aanmodderen, koken, wijntje. Marguerite en Jean-Louis, broer en zus, die ik heb leren kennen in Espagnac, komen ook hier slapen. Jean-Louis heeft het Spaanse gedeelte van de Camino een jaar of 4 geleden gelopen, in april, en heeft het toen ontzettend koud gehad. Marguerite woont in Australië, in Perth, en is nu bij haar familie in Frankrijk op bezoek. Leuk om zo'n tocht samen met je broer te doen!

Morgen loop ik wederom een kleine etappe (denk ik). Ik wil genieten, lekker lang doen met al het moois wat deze streek te bieden heeft.

 

Cabrerets, gîte d’etappe;     17 km           17.22 uur      5 juni 2002; woensdag.

Vannacht is het begonnen met plenzen en dat is het blijven doen tot nu toe. Er is een waarschuwing uitgegaan naar de campings langs de Celé, voor het stijgende water. En ik heb er vandaag ook wel genoeg van gehad.

De 17 km heb ik in één ruk gelopen omdat je nergens droog kan zitten. Het was zelfs te nat om de fles drinkwater onder de poncho uit te halen. Gelukkig hoefde ik geen kaart te lezen omdat ik weer de Celé volgde. Morgen wordt het iets ingewikkelder. Ik heb een gîte gereserveerd in Pasturat. Het is vanaf hier weer nodig om te reserveren. Ed, de eerste Nederlander die ik ontmoet, vertelt dat na Cahors alles de komende 4 dagen zit volgeboekt. Hij volgt de Camino in omgekeerde richting; is in Compostela begonnen. Jammer dat het overal zo druk is. Wat moet dat in Spanje worden? Ik maak maar korte etappes deze week. Wel wat jammer, nu ben ik pas vrijdag in Cahors. Maar deze regen verhindert dat ik erg opschiet. Al m'n kleren zijn nat en ze drogen niet. Ik heb alles uitgestald rond m'n bed in de hoop dat het morgenochtend iets beter is. En vanavond trakteer ik mezelf op "uit eten". Als troost voor deze natte dag.

 

Vrijdag, 7 juni 2002; 17.31 uur.      Cahors,                                                                                    Foyer des Jeunes en Quercy, rue Fondue Haut.

Ed en ik eten woensdagavond samen in het langsgelegen restaurant. Omdat we in tegengestelde richting lopen kunnen we nuttige tips uitwisselen en elkaar leuke adressen doorgeven. Zo vertel ik van de gîte in Figeac en van le Sauvage en hij geeft wandelmogelijkheden (niet gebaliseerd) langs de Lot.

De hele nacht regent het pijpenstelen en helaas de volgende ochtend dus ook nog. Op naar Pasturat. Over de weg, want ik ga m’n leven niet wagen over een natte glibberige steile G.R. De afstand is maar kort, 16 km, en die heb ik zo gelopen. Dus loop ik 2 km verder naar St. Gery waar koffie te koop is. Ik blijf tot na de middag in de bar, lees er de krant, en nog steeds in de regen kom ik aan in Pasturat. De kamer deel ik met Rémy, Alain en Italo. Ze waren ook in Marcilhac en we zullen elkaar nog wel vaker tegenkomen. We drinken samen een wijntje op de kamer. En ’s-avonds een heerlijke maaltijd met 12 personen bij de hôte.

De 4 Duitsers Willy, Sep, Sigi en Rosie zijn er ook. We hebben een gezamenlijk probleem: hoe krijgen we de was droog? Het wordt bijna een slapstick en het is jammer dat ik geen foto's meer op het filmpje heb (nieuwe kopen in Cahors!) om de geweldige installatie van waslijnen vast te leggen die Rémy en Alain ‘s-avonds op onze kamer bouwden. Rémy en Alain zijn beide gepensioneerde beambten van de SNCF. Die gaan met 50 jaar al met retraite en zijn dus nog jong en hebben alle tijd om zulke grapjes als Compostela uit te halen. Ze stoppen overigens in St. Jean Pied de Port.

Vanmorgen, vrijdag is het droog! Weliswaar mistig, maar dat verdwijnt snel. Het is het perfecte wandelweer en de 24 km naar Cahors loop ik, met Italo, in een vloek en een zucht. Geen grote hoogteverschillen, goede weg, slechts één keer een onoverkomelijk obstakel omdat de Lot zo hoog staat. Dan baggeren we een 100 meter door modderige tuinbouwgrond om een nat pak te vermijden. Om 1 uur zijn we al in Cahors en we hebben onderweg zeker een uur pauze gehouden. Het samen lopen ging lekker; we hebben ongeveer hetzelfde tempo. Ik bezoek eerst de cathedraal, steek een kaarsje op voor deze en gene, en ook voor mezelf, en ga dan op zoek nar m'n overnachtingadres de Foyer des Jeunes. Deze wordt gerund door des Soeurs. Een perfecte ontvangst! Alleen had de conciërge net middagpauze dus moesten we even wachten. Dat was allesbehalve erg, want ze hebben een televisiekamer met heel gemakkelijke banken en we keken: Engeland - Argentinië, de wereldcup! 1 - 0 voor Engeland! Italo die ook is gearriveerd, versiert een kop koffie omdat ik daar de hele weg over heb lopen zeuren!

Daarna de was doen, alles buiten te drogen hangen, en weer een wijntje met Rémy en Alain. Het wordt een gewoonte zo onderhand.

Boodschappen doen in Cahors: 2 diarolletjes, het boekje miam-miam; do-do (had ik al veel eerder moeten hebben), postzegels, een grote enveloppe, oordoppen bij de pharmacie, en een lekker stuk pizza bij de boulangerie/patisserie. Wat zo'n dag anders is als het niet regent! Je kunt buiten pauzeren en picknicken, je kunt weer wat van de omgeving zien, je ruikt weer de massa's bloemen onderweg. Kamperfoelie in roze en gele varianten, zo maar in het wild.

Gisteren trouwens, ben ik vergeten te vermelden, zag ik een dode das, aangereden. Heel zielig, maar ik was wel in de gelegenheid om zo'n beest eens van dichtbij te bekijken. Hij zag er heel lief uit, een beetje hond-achtig, en natuurlijk kleddernat. Jammer dat-ie daar moet liggen rotten. Ik had ook geen schop om 'm te begraven.

Vanavond kunnen we hier eten. Heel goedkoop en ik denk wel gezellig met z'n allen.

P.S. voor morgen én overmorgen wordt weer regen voorspeld!

 

Zaterdag 8 juni 2002           20.31 uur      gîte d'etappe Lascabanes.    24 km.

Omdat het vanmorgen vroeg regende had ik geen zin om m'n bed uit te komen. Pas om half 8 stak ik m'n benen uit de slaapzak. Ik geloof dat ik de allerlaatste was die vertrok. Op Italo na, die wilde eerst nog naar de markt. Ik moest ook nog wat boodschappen doen (gisteren tampons, etc. vergeten) en eenmaal op weg verliet m'n superieure richtinggevoel me. Dus kwam ik uit in het verkeerde einde van de stad en moest ik 2 km omlopen om de pont Valentré, de beroemde "pont du Diable" van Cahors, te bereiken. Van daaruit steil omhoog tegen de rotswand, gevaarlijk glad en modderig! Met trillende knietjes vanwege m'n hoogtevrees, kwam ik boven. Hoe komt het toch dat de ene dag het lopen zo makkelijk gaat en de andere dag alles zwaar en moeilijk is? Vandaag ging het dus zwaar en moeilijk. En het regende niet eens! Het is de hele dag droog gebleven en ook voor de komende dagen ziet 't er niet slecht uit. Maar de GR was glad en één en al modder (boue en cailloux). M'n gisteren zorgvuldig gewassen broek zat na een kwartier al onder de spetters. En de modder (klei) bleef onder je schoenen plakken. Het werd een dikke matras.

Om 4 uur kwam ik aan in Lascabanes, een werkelijk mooi dorpje, vol met bloemen. Ook de gîte is mooi, én schoon. Maar ik ben wél moe. Het was een mooie route vandaag, over de Causse. Overal bloemen. Ik ga nu nog even door het dorpje lopen, kijken of de telefooncel het doet. De portable werkt hier niet. En dan: vroeg naar bed. Uitrusten!

 

Vergeet ik nog te vertellen over de mis! Om 5 over 6 werd er op de deur van de slaapkamer geklopt. (Vannacht slaap ik met 4 dames op een kamer, één ken ik nog heel goed uit Nasbinals en St. Chely d'Aubrac; leuk weerzien!) was het de responsable die kwam vertellen dat de curé een pelgrimszegen gaf in de kerk, om 18.00 uur. Ik had écht geen zin, maar je bent pelgrim of niet. Dus óp naar de kerk. Kregen we daar, in de geest van de een of andere Benoît, (of Benedictus?) een voetwassing! Wel speciaal. Ik had net m'n voeten na het douchen gemasseerd met Gehwohl dus het stonk een uur in de wind toen ik m'n sokken uittrok. Sommigen geneerden zich te erg (hadden zeker nog niet gedouched) en deden niet mee. Maar ik vond het een hele ervaring. Nou ga ik pitten!

 

Zondag 9 juni (verjaardag vader).   Lauzerte, gîte communual;   14.55 uur

                                      18 km;          (GR zou 24 km geweest zijn.)

Wakker worden, luiken en gordijnen open . . .  regen! Italo zei een paar dagen geleden al: noch schlimmer dan Norwegen. Het is ook weer koud vandaag. Vaak heb ik dooie vingers die ik met veel moeite weer op temperatuur krijg. Vandaag neem ik weer de weg en daar ben ik blij om als ik de anderen zie die ónder de modder zitten. Het landschap is veranderd. Het is platter en vruchtbaarder. Velden met haver, tarwe en gerst. Géén rogge. Velden met zonnebloemen, tuinbonen en iets . . .  zijn het erwten? Maar dan nog heel klein. Af en toe een wijngaardje. Tussen de buien door is het droog en af en toe schijnt zelfs de zon. Kun je tenminste even opdrogen. Daar ben je, als landloper, (letterlijk nemen, dat woord!) al heel blij mee, evenals met een droog uurtje / plekje, zodat je kunt picknicken. Ik ben als eerste in de gîte in Lauzerte omdat ik over de weg gegaan ben. Is 6 km korter en onnoemelijk veel makkelijker dan de GR. Auto's heb ik nauwelijks gezien, zeker vóór 11 uur niet. Mis ik nu zoveel door de GR niet te nemen? Ik geloof er niks van. Ik heb ook mijn wonderschone vergezichten en ik heb geen modder en keien waar je voetzolen zeer van doen, zeker nu de schoenen al zo ver versleten zijn. Ik moet wéér op zoek naar een schoenmaker. Dat gaat razendsnel; konden ze er maar ijzer onderzetten. Lauzerte heb ik ook al eens eerder bezocht, toen we het huis "la grande Maux" huurden samen met de Botjes. Ook dit dorpje is weer geweldig mooi. Het ligt op de top van een spitse heuvel die je natuurlijk wél eerst even moet beklimmen. De gîte is propre en goed ingericht. Het blijkt een oud ziekenhuis te zijn! Vannacht slaap ik in een ziekenhuisbed. In de kerk heb ik een kaarsje opgestoken voor het hele ritsje mensen dat daarvoor in aanmerking komt. En speciaal voor onze Rens want die heeft morgen examen!

 

Maandag 10 juni 2002. 20.50 uur,  Moissac;  centre Carmel d'accueil international,

                                                                           24 km.

Gisteravond, op het mooie pleintje van Lauzerte zat ik net achter een wijntje, ontmoet ik . . .  Bavo! Sinds Dinant, waar we afscheid namen, alleen maar via Els over hem gehoord. Hij heeft een ernstige enkelblessure gekregen, moest terug naar Nederland, medische behandelingen ondergaan. Nu probeert hij weer af en toe (hij is hier met de auto) een stukje mee te lopen. Hij hoopt dat hij "Spanje kan doen". Dat moet heel moeilijk zijn, zo hard te willen en niet te kunnen. Ik kan het me zó voorstellen, ik zou me er ook niet bij neer kunnen leggen. Het was heel leuk om samen te praten. Hij heeft vrij regelmatig contact met Els, die ik al een hele poos niet meer kan bereiken. Ik weet dat ze niet ver achter mij zit en me probeert in te halen om eventueel (een stuk) samen te lopen.

Vanmorgen praktisch zonder ontbijt vertrokken. In Lascabanes was geen winkel, onderweg naar Lauzerte ook niet, en eenmaal in Lauzerte: alles dicht, zondag. En vandaag, maandag: ook alles dicht. Alle noodrantsoenen zijn op. Ik heb nog een appel en chocolade, en drie sneetjes brood. Maar vroeg vertrekken, dan ben je op tijd in Moissac. Daar verwacht ik post. Leuk! Nét een kwartiertje op weg, kom ik 2 verdwaalde heren tegen die de GR wilden volgen, maar die vervolgens zijn kwijtgeraakt. Jan, Achterhoeker, loopt met mij mee over mijn "kleine weggetjes". Jean-Louis, Canadees, loopt een stukje mee en kiest dan voor z'n eigen route. Jan, (60 jaar) en ik lopen in hetzelfde tempo, dat is wel fijn. Onderweg wissel je zo van alles uit. Hij heeft in Januari een nier moeten laten wegnemen en loopt nu zó! naar Santiago. Niet te geloven. Het laatste gedeelte is geen "klein weggetje" meer, heb me laten beïnvloeden door Jan. Dat loopt niet prettig met al dat verkeer naast je. Neem me ook voor om dat niet meer te doen. Het was wel korter, ja, om half één zijn we al in Moissac. En we treffen een restaurant. De lekkere etensgeuren komen ons al tegemoet. Onderweg hebben we de appel en de chocolade gedeeld. Jan had ook niets meer te eten. Dus: warme maaltijd in het restaurant! De wijn die erbij geserveerd wordt valt slecht bij mij. Ik houd wel van wijn (dus!) maar niet zo vroeg op de dag. Het stijgt gelijk naar m'n hoofd. Om 14.15 uur zijn we in het centre d'accueil (wat een moeilijk woord, ik moet wel 3 keer aanzetten!) en moeten daar meer dan een uur in de rij wachten om ingeschreven te worden. Iedereen moppert en mort. Ze vinden het een geweldig voorbeeld van Franse bureaucratie en ik begrijp ook niet goed waarvoor dat nu allemaal nodig is! Goed, de stempel (of is 't het stempel?) is mooi en de accommodatie ook, overigens. Er zijn een was- en een droogmachine. Ha! Morgen met een schone broek weer onderweg! Als ik ‘m uit het apparaat haal herken ik de kleur niet meer. Wat was die vuil!

Moissac is mooi. Of eigenlijk, de kerk en het klooster zijn mooi; de rest van Moissac vind ik niets aan. En ja, er is post! Mijn nieuwe G.R.-boekje tot aan St. Jean Pied de Port, en post van Renéetje en Ruth + Willem. Mijn ouwe G.R.-boek plus nog wat spullen gaan gelijk retour. Vanavond neem ik afscheid van Alain en Rémy. Bijna 1½ week zagen we elkaar iedere dag, aten samen, deelden slaapkamers, dronken wijn. We konden goed met elkaar opschieten. Morgen ga ik naar Auvillar, zij gaan verder. Ik haal hen niet meer in; ze lopen snel.

De plaats waar ik nu zit te schrijven is goddelijk mooi. Letterlijk, want het centre is gevestigd in een klooster waar de nonnen nog maar twee jaar geleden uit vertrokken zijn. De gemeente Moissac restaureert het nu en wij pelgrims vinden er dus onderdak. Onder de bogen van een mooie binnentuin vertel ik mijn verhaal. De temperatuur is zodanig gestegen dat je buiten kunt zitten (mét een dikke trui dus wel!) de vogeltjes fluiten hun avondlied en ook Peetje gaat lekker pitten!

 

Dinsdag 11 juni 2002.                   20.50 uur      Gîte d’etappe communual Auvillar.

                                                                  20 km.

Moissac heb ik een beetje links laten liggen. Heb het cloître niet bezocht en geen rondleiding genomen. Och, ik ken het van binnenste-buiten uit de kunstgeschiedenis-lessen. Het is en blijft natuurlijk een meesterwerk. Maar mijn hoofd staat meer naar andere meesterwerken. Bv de kathedralen van platanen waaronder ik loop langs het Canal lateral, op weg van Moissac naar Auvillar. Even voorbij Moissac stroomt de Tarn in de Garonne. Daar wordt een soort meer gevormd. Ik zie het niet zo goed, ik loop er te ver vandaan en er staan bomen voor. De Garonne zie ik wel. Breed, traag en lelijk. Verminkt door mensenhanden. Ze stroomt tussen betonnen dijken! Arme rivier. Nee, Moissac hoef ik niet meer te bezoeken. Hoeveel vriendelijker, schoner en toegankelijker is dan Auvillar, het dorp waar ik nu ben. Prachtig, het centrum met z’n ronde markthal en de bogen van de huizen eromheen.

Ik maak vandaag maar 20 km, iets waar ik me een hele poos schuldig om voel, want de route is zo makkelijk, plat, net zoals het landschap nu is. Ik ben écht uit de bergen. Om 12.00 uur ben ik al op de plaats van bestemming en ik zou makkelijk de 10 km tot St. Antoine erbij kunnen nemen, net zoals de meeste anderen doen. Maar ik ben heel tevreden in Auvillar op een terrasje, in de tuin van de gîte, en in het centrum van het dorp. Ik kook zelf, wat nauwelijks goedkoper is dan “uit eten”, kom ik achter. Groenten zijn hier onbetaalbaar en een flesje wijn neem ik natuurlijk ook. Samen al gauw meer dan 10 €uro’s die een pelgrimmenu moeten kosten.

Ik krijg een telefoontje van Els: ze zit twee dagen achter me! We spreken af elkaar in Condom te ontmoeten. Ik krijg een SMS van Marijke: ze zit in St. Jean Pied de Port! Overmorgen de Pyreneeën over! Ik krijg nóg een SMS, van Diny en Peter. Ze zijn (op de fiets) in Burgos en hebben eindelijk prachtig weer. Ik hoor slechte berichten over de Camino. Over mensen die gedesillusioneerd naar huis komen wegens de enorme drukte daar. Overvolle refugio’s en strijd om een slaapplaats. Diny en Peter zeggen ook dat het heel druk is. Het beangstigt me wel. Ik vind het hier al druk. We zullen zien!

 

Donderdag, 13 juni 2002, La Romieu, 16.30 uur, op het jeu de boules – pleintje onder de kastanjes.

Woensdagochtend heel vroeg op. Om half zes al. Slecht geslapen vannacht, maar ik voel me goed. Om 7.00 uur ben ik op pad. Het wordt een lange dag vandaag. 33 km naar Lectoure. En het belooft heet te worden. Ik volg de G.R. omdat behoorlijke alternatieven ontbreken. Wat hebben alle randonneurs/pelerins toch tegen de Gers? “. . . . ja en dan kom je in Baskenland maar je moet eerst nog door de Gers . . . . kaal en vlak”. “. . . . na Moissac komt de Gers, ce n’est pas grand chose, hein?”

Nou, ik vind de Gers prachtig. Niets vlak, OK, de hoogste heuvel is 280 m en we zijn nu wel wat anders gewend. Mooi golvend heuvellandschap met de mooiste dorpjes. Veel landbouw, maar geen mega-grote velden. Veel ruïnen van oude kerken en kastelen. En . . .  in Flamarens zie ik de Pyreneeën liggen! Twee keer met de ogen knipperen, kan dat wel? Het is echt zo, een hele rij besneeuwde toppen. Marijke gaat daar morgen over, ongelofelijk! En over + 2 weken ben ik aan de beurt. Met een beetje goeie wil kun je vanaf hier in 10 dagen in St. Jean Pied de Port zijn wordt me verteld. Maar ik wil ’t rustig aan doen (al maak ik vandaag de nodige kilometers) en Ger komt ook nog, in Condom waarschijnlijk. Hij blijft enkele dagen. Ik verheug me erop. Wel voorzichtig rijden, Gradje!

Het is afzien vandaag. Het wordt echt heel heet, het asfalt is gesmolten, de stokken plakken erin vast. Af en toe duizelt het me. Doodmoe kom ik om half 5 aan in Lectoure. Ik vind dat ik wel een dikke pils heb verdiend voordat ik naar de presbytère ga waar ik komende nacht slaap. Het doet me denken aan de 42 van Helden, het laatste weekend in juni. Vaak is het dan ook heet en sluiten we op het Raadhuisplein af met een pilsje. Volgend jaar doe ik weer mee!

De presbytère vanavond dus, de gîte zit vol. Met een lichtelijke bier-adem kom ik er binnen, ik word opgewacht door Monique, de vrijwilliger pelgrim-opvang. Ze biedt me een glas water aan, wat ik accepteer, me ondertussen verontschuldigend dat ik al een pilsje op heb. Ze knikt, ja, dat had ze al geroken! De ontvangst in de presbytère is aan allerlei regels gebonden qua eten, douchen en morgenochtend vroeg vertrekken. (Om half 8 worden we geacht opgerot te zijn; jammer, want omdat ik zo moe ben wil ik best wel wat later vertrekken en een kleine etappe maken.) Maar men is er allerhartelijkst, het eten is heerlijk, o.a. knoflooksoep, én alles is in principe gratis. Er staat een kistje waar je je gift in kunt doen. Ik ben behoorlijk verbrand vandaag, ondanks de zonnebrandcrème. Monique haalt een tube met de een of andere wonderzalf voor m’n armen. En ze zegt gedecideerd: en morgen met lange mouwen lopen! Ik trek een gezicht: bah, veel te warm, die dikke bloes van me! Ze zegt: heb je geen overhemd of zo? Nee dus. (Ger zou in le Puy een T-shirt met lange mouwen voor me meenemen maar dat issie vergeten.) Oh, zegt Monique, dat lossen we wel op, ik heb hier massa’s kleren voor de armenzorg, daar zit vast wel wat tussen. Komt ze aanzetten met een hele mooie 100 % zijden blouse, heel lichtgewicht, na ’t wassen zó droog, en ook nog een leuke kleur grijs die mooi bij m’n broek past. Al een hele poos loop ik in winkels naar zo’n blouse te zoeken; krijg ik ‘m hier gratis en hij ziet eruit als nieuw!

Na ’t eten floep ik nog even de stad in. Kom ik Monique tegen die schrikt: “Loop jij hier?! Ze zeiden dat alle pelgrims in bed lagen!” Ze had de deur op slot gedaan en ik zou er dus niet meer in hebben gekund. Ik had begrepen dat de deur pas om 10 uur op slot ging! Maar goed dat ik haar tegenkom. Samen lopen we naar het einde van de stad waar een uitkijkpunt is. (Lectoure ligt op een heuvel.) We kijken naar de ondergaande zon en de rode avondhemel. Mar we vluchten terug naar de presbytère want je wordt doodgestoken door de muggen. ’s-Nachts voel ik dat ik een hele dikke arm heb. (Soms heb ik zo’n soort allergische reactie.) Ondanks dat slaap ik als een blok.

En vanmorgen is alles mistig. Na het afscheid van Monique (het was of we elkaar al jaren kenden) en van de père abbé loop ik in m’n nieuwe blouse de G.R. op. De lange mouwen kan ik oprollen, de zon schijnt niet. Nóg niet. De route naar le Romieu is niet lang maar ik voel de vermoeidheid van gisteren nog. Onderweg moet ik met mezelf vechten want je kunt een afkorting nemen die rechtstreeks naar Condom gaat. La Romieu laat je dan links liggen en het zou een dag tijdwinst betekenen. tijdwinst? Voor wie of wat? Maar nu ik eenmaal de Pyreneeën heb zien liggen wil ik dóór! Niet doen, Peet. Naar Condom zijn er 26, naar la Romieu 20. Nét die 6 die uitmaken of het vermoeiend is of niet. En alle km’s zijn G.R. Maar ik twijfel. Kies uiteindelijk voor la Romieu, makkie. Ik prijs mezelf gelukkig met m’n keuze op het moment dat de zon doorkomt. Whoep! De temperatuur vliegt ineens omhoog naar de beloofde 35 graden in de schaduw. Gelukkig ben ik snel in la Romieu. Elke km is er nu één teveel. Er ligt hier een hele mooie gotische kathedraal met cloître. De rest van het dorp is ook om op te vreten. Zo lekker zit ik hier in de schaduw van kastanjebomen! Condom komt morgen wel!

 

Maandag 17 juni;      9.45 uur, Montreal du Gers. Camping la Rose d’Armagnac.

In la Romieu heb ik heerlijk geluierd. En mezelf ook nog es getrakteerd op “uit eten”. En met Italo een potje tafelvoetbal gespeeld, na het zien van de wedstrijd Italië-Mexico (2-1). Ónze uitslag was 5-5.

De volgende morgen op weg naar Condom was het bloedjeheet. De afstand niet groot, maar laat ik nu net deze dag uitkiezen om me een fiks stuk te verlopen! Het was niet eens míjn schuld, maar die van Jean-Louis, die ik toch al niet mag. Hij plakt en kleeft als een bloedzuiger en zo ziet-ie er uit ook. Hij is Canadees dus ik hoop dat hij dit Nederlands niet begrijpt, mocht hij het ooit tegenkomen op internet. Hij wees me op zijn kaart een klein verhard weggetje dat ik óók kon volgen en wat iets korter was. Waarom deed hij dat zelf dan niet? In ieder geval trapte ik erin en kwam prompt uit bij een bordje “route barrée”. Toch niet voor voetgangers denk je dan en je loopt door. Na wat heuvels en bochtenwerk verdwijnt het weggetje dan in een keer in een nieuw aangelegd stuwmeertje. Aangezien ik niet Jezus heet moest ik dus helemaal terug, naar het dorpje, de G.R. weer oppikken. Het wrange was dat ik in de verte, aan de overkant van het meertje, de andere lopers zag. Wat leer je hiervan? Vertrouw nooit meer Jean-Louis! (Dat deed ik toch al niet.) Eenmaal kleddernat bezweet in Condom aangekomen had ik de eerste keuze voor een plekje in de slaapzaal. Kroop lekker in het hoekje bij het open raam. Wie komt er in het bed naast me liggen? Jean-Louis. Alle andere bedden waren nog vrij! Moet hij echt persé naast me! Ik heb niet vast geslapen die nacht. Ik was op m’n qui-vive! Hij hield zich koest, wat een geluk betekende voor hem, want ik was in de stemming om hem ontzettend mores te leren.

In de ontzettend hete telefooncel bel ik Ger. Hij komt morgen om + 14.00 uur! We spreken af vóór de kerk in Montreal. Heerlijk, ik verlang ernaar. Om de hitte te ontvluchten (later hoor ik dat het 38 ° is geweest!) ga ik de kerk binnen. Er wordt op het orgel gespeeld, oefenen. Ik blijf even luisteren en hoor dat het Bach is. Dus ga ik er maar bij zitten. Na een kwartiertje gebeurt er ineens wat bij dat orgel. Diverse kleppen worden omgezet, registers geopend/gesloten, een paar testtonen en dan . .  overweldigend, verpletterend, een orgie van muziek, de zoveelste van Bach. Ik weet niet hoe die heet, maar ik kan ‘m zó zingen. Thuis opzoeken. Ekseption heeft ‘m in de jaren 70 ook al es verkracht. Het is fantastisch mooi, een gratis onverwacht orgelconcert. Als het afgelopen is kan ik niet nalaten om te klappen. Een vragend hoofd verschijnt over de rand van het oxaal. Ik steek m’n duim omhoog en het hoofd antwoordt: “merci”. Dat was het dan. Ik hoor nog de stappen van de onbekende organist als hij de trap afrent, een deur slaat dicht, en ik verlaat ook de kerk, een beetje hoteldebotel.

’s-Avonds eet ik samen met Ria en Jo, een echtpaar uit de Achterhoek, in een restaurantje om de hoek. Ria en Jo hebben vorig jaar al St. Jean Pied de Port – Compostela gelopen en Jo heeft ook al 1½ keer vanuit Nederland gefietst. Veteranen dus. Nu lopen ze tot St. Jean. De eerste keer op weg met de fiets heeft Jo een ernstig ongeluk gehad, aangereden door een dronken automobilist. Hij heeft toen in Frankrijk en Nederland in het ziekenhuis gelegen. Zo kan het ook gaan. Ik ben blij dat ik zonder kleerscheuren tot hier ben gekomen, maar dat is geen garantie voor het vervolg. Ger, rij asjeblieft voorzichtig op weg hiernaartoe!

Ger ontmoet ik inderdaad rond 14.00 uur zaterdagmiddag op het pleintje in Montreal. Gelukkig is de zon niet echt doorgekomen die dag en heeft hij het niet te heet gehad in de auto. Ik zit net achter een bak koffie in het café als ik de auto zie verschijnen. Op kousevoeten ren ik de straat op. Kus kus kus!

De honden kennen me nog gelukkig. Ze worden even helemaal wild en vechten erom wie me het eerst en het langst mag begroeten. Samen zoeken we een boerderijcamping in de buurt. We vinden er een heerlijk plekje aan de rand van de bossen en wijngaarden. Omdat er verder niemand op de camping is leven we hier een paar dagen als Adam en Eva.

Ik doe er een hele dag over, lekker tutten, om alle post en berichten van thuis door te nemen. Dank je wel allemaal! Het is echt heerlijk, die foto’s, brieven, kaarten! (Alleen de bankafschriften zijn niet leuk.) Ik reset alles weer even, was alle spullen, poets m’n in Condom opnieuw gehakte schoenen, kortom, ik maak me op voor m’n laatste etappe! Nog een week of 8?

 

Woensdag 19-6-2002;         Éauze, gîte d’etappe.

Weer op weg na 3½ dag vakantie met mijn mupje en de honden. Ger bracht me om 8 uur naar Séviac waar Els op me wachtte. Met z’n drieën bekeken we nog de opgravingen die men daar aan het doen is van de “villa gallo-romaine”. Indrukwekkend wat die Romeinen allemaal presteerden. Vooral de mozaïeken vond ik geweldig. Ger en ik hadden trouwens een nogal roerig nachtje achter de rug. Een mierenkolonie had onze tent uitgekozen om een nieuw nest te bouwen. Dat ontdekten we ’s-middags al en we ontruimden de tent inclusief mieren. Die kwamen ’s-nachts echter massaal weer terug. Er was geen vechten tegen en ik koos voor de aftocht. De rest van de nacht werd in de auto doorgebracht. Ger idem.

Toen werd het 9 uur en tijd om verder te lopen. Afscheid nemen van Ger +Nogges+Vanos ging natuurlijk weer gepaard met een traantje. Het was ook miezerig weer dus het viel niet op.

Els en ik liepen samen in een stevig tempo de 17 km naar Éauze, waar we hongerig een terras opzochten. De zon was weer beginnen te schijnen en ’t was erg benauwd. We hadden een hele conversatie met de cafébaas die ons een sandwich-cruditées maakte, oftewel op z’n Nederlands een stokbrood gezond. Hij smeerde ons een paar glazen witte wijn erbij aan en schonk ons gratis een derde. Ook kregen we een schaaltje pruimen. Fruit genoeg gehad vandaag dus want onderweg snoepten we ook al van de alom aanwezige kersen. Maar van die wijn zo vroeg op de dag werd ik snel teut! Éauze is een redelijk stadje met alle voorzieningen. Voor ons avondeten bezochten we een traiteur en kochten allerhande lekkernijen die we in de gîte opsmikkelden. Buiten onweert het. Ik hoop dat Ger veilig thuis komt!

 

Donderdag 20 juni    21.12 uur      Nogaro, gîte d’etappe;        22 km.

Vanmorgen, bij het vertrek (in de regen) stond de cafébaas van gisteren me op te wachten. Ik mocht niet weg, en waar was Els?! (Naar de bakker en daarna van plan om alleen te lopen.) ik moest haar zoeken, en dan bij hem komen! . . .  Ja, dág! Mooi niet dus. Ik vertelde hem dat ik klaar was voor vertrek en ook echt nú weg wilde lopen. Nee! Dat mocht niet! Even wachten! Hij verdween naar achteren en kwam terug met een fles champagne. (Hij wilde me omkopen.) ik zei heel duidelijk dat ik nú ging en dat ik geen champagne blief om half negen ’s-morgens. Ik moest een waar gevecht leveren en toen ’t hem echt duidelijk was dat ik niet op andere gedachten te brengen was draaide hij zich mokkend om: hij wilde me toch niet verkrachten of zo!

Nou, wat een vasthoudend type. Brrr. Onderweg stopte de regen snel en was het in het begin lekker koel lopen, maar al gauw werd het weer drukkend. Morgen wordt weer 32 ° verwacht. Dus om half zes op! In Manciet kwam ik Els weer tegen in het café en we dronken samen koffie, waarna we ieder onze weg gingen.

Nagaro is de moeite waard niet. Ze hebben een grote Champion en dat is het enigste voordeel. Ik doe er mijn boodschappen en kook zelf in de gîte. Ook de gîte is niet gezellig. Kaal, een soort sportkantine. Ze ligt ook bij de sportvelden, buiten de stad, aan de rand van het industrieterrein. Maar de mensen die vanavond in de gîte zijn, zijn heel leuk. Er heerst een uitstekende sfeer en iedereen praat met iedereen. Frans, Duits, Engels en Nederlands door elkaar. Ook Nederlands want er is een Vlaming binnengekomen. Hij heeft vandaag meer dan 40 km gelopen, vanaf Condom!

Het is nu wel moeilijk om te schrijven want ik word steeds afgeleid, moet praten!

 

Zondag 23 juni 2002. 16.57 uur;     Arzacq-Arraziguet.

Wat een naam, dat moet wel Baskisch zijn. Vanaf Nagaro liep ik samen met Michel, de Vlaming, een 12-tal kilometers. Na 12 km ben je net een beetje uitgepraat, over en weer, over: hoeveel kilometer per dag, kinderen? Vrouw? Werk? Enz, enz. Dus na 12 km vond ik het niet erg om een andere weg te nemen naar Vergoignan, waar Els een particulier adres had geregeld. Het was even zoeken met de weinige gegevens die ik had, maar met links en rechts wat vraagwerk vond ik de bewuste plek, chateau Lahitte, waar we welkom waren. De eigenaren, Nederlanders, wonen er nog niet. De meubels arriveren over enkele weken. Toch mochten we er slapen. (We, dat waren Heinz, Caroll, Bavo, Els en ik.) We hebben gezwommen in hun zwembad en ’s-avonds werd er een barbecue georganiseerd. De langste dag van het jaar en zalig weer. Het huis is een plaatje, een klein ex-wijnkasteeltje, met nu nog 4 ha grond waarop herten en wilde varkens vrije toegang hebben.

Om ongeveer 5 uur ging m’n telefoontje: Ger. Wat een nieuws: ik heb de kunstprijs van de gemeente Haelen gewonnen op de “glas in historisch licht”- expositie op het terrein van het kasteel van Horn! Ger heeft het werk er opgebouwd en heeft het bericht gekregen. Vanavond bellen ze me op om het officieel mede te delen. Ik ben hartstikke trots. De publiciteit is belangrijk. Ik hoop dat er nu wat opdrachten los komen. Heel gek om nu op zo’n afstand van huis te zitten. De hele avond tijdens de barbecue kan ik er niet veel aan denken. Lekker morgen onder het wandelen genieten! We gaan heel laat naar bed deze avond. Om middernacht is Els jarig en wordt er door de gastheer nog een fles champagne opengetrokken. Ik tol van de slaap!

 

Na een uitgebreid ontbijt met gekookte eitjes etc, etc. op weg richting Miramont-Sensacq. We mochten niets betalen! Een geweldige gastvrijheid. Dank je wel, gastheer Peter-Jan! Ik hoop dat jullie heel gelukkig worden in Frankrijk en dat jullie geplande bedrijfje met Chambres d’hôte en gîte goed gaat lopen.

Het wordt een snikhete heel vermoeiende dag. De afstand leek niet zo lang maar ik doe er tot 5 uur over om aan te komen. Het schoot niet erg op. Heet, lange rechte wegen, mais. En plat. Afgewisseld met dennenbosjes. Af en toe waan ik me op de Kwakvors of de Belgenhoek. Alleen is alles hier mega.

Ik word een beetje misselijk van de hitte. Teveel getranspireerd, te weinig zout, denk ik. Ik heb genoeg gedronken. Komen we na 24 km aan in een dorpje, is alles er dicht. De bakker, het restaurant, de epicerie. Er was een begrafenis waar iedereen naar toe moest. Wat nu? Geen boodschappen, geen eten! Gelukkig staat er iemand met een tentje en een auto. De mevrouw brengt ons naar een grote supermarkt in de volgende plaats. Bavo en ik doen inkopen om een feestmaal voor de jarige Els te bereiden. Ik kook zo goed en zo kwaad als het kan met de in de gîte aanwezige provisorische middelen. Bavo doet de entourage. Zo zitten we idyllisch op onze hurken buiten te eten onder een grote eikenboom. Het is wel gezellig!

 

Menu  :        verse tomatensoep recept “peetje”.

         :        echte petatte, zeldzaam in Frankrijk.

         :        verse hâricots verts.

         :        champignons.

         :        paprikabootjes (gevuld met Goudse en knoflook.)

         :        kwark-slagroomtoetje.

         :        koffie/thee met vruchtentaartje.

 

 

Nou, als dat geen lekker verjaardagseten is! Gelukkig doet Bavo naderhand de afwas. Want ik tol doodmoe het bed in!

 

Zondag 23 juni 2002. 16.57 uur;     Arzacq-Arraziguet.    14 km maar!

14 Km maar, maar redelijk zware Grande Randonnée. En onderweg geen koffie te verwachten! In Sensacq een wondermooi Romaans kerkje, zo in de rimboe. Heel verleidelijk hangt er een touw uit de toren omlaag en natuurlijk moet iedere pelgrim / passant éven proberen of ook hij / zij de klok kan luiden. Een helder geluid door de heuvels! Want het platte mais-landschap heeft weer plaatsgemaakt voor wat heuvels, weliswaar heuvels met mais, maar ook met bossen en riviertjes.

En in Pimbo, even verderop, opnieuw een hele mooie kerk. Daarna steil de heuvel af, een riviertje oversteken en dan . . .  passeer je het mooie huis van Maurice Crecent. Tenminste als hij niet buitenstaat en je uitnodigt om binnen een kopje koffie te komen drinken, zoals mij overkwam. Koffie? Ja natuurlijk wil ik die! Zo zit ik dan op een hele mooie binnenplaats achter een bak koffie, moet ik de “cêpes voor de armen” proeven, (geen cêpes maar aubergines met knoflook, héél lekker) krijg ik een dikke appel voor m’n neus, en als ik gewild had, had ik zó kunnen mee-eten. Maurice is (natuurlijk) ook kunstenaar. Natuurlijk, want ik had het sfeertje al herkend. Hij doet wat aan beeldhouwen, glas in lood, glas beschilderen. Maar bovenal is hij schilder, en regisseur. Zijn theaterstukken worden over de hele wereld opgevoerd, maar zegt hij, rijk word je er niet van. (Waar kennen we dat van?) Ook maakt en schrijft hij muziek. Hij speelt viool, piano, gitaar. Maar om geld te verdienen is hij sportleraar. Ik had er wel uren kunnen blijven, maar ik moet verder naar Arzacq! Bij m’n vertrek word ik uitgenodigd om in z’n livre d’or te schrijven. Dat herbergt de opmerkingen van pelgrims / passanten sinds 20 ! jaar. De mijne staat er dus nu ook in. En dan nog . . . het “speciale” livre d’or. Dat vind je als je naar de WC moet. Die is van onder tot boven beschreven door de bezoekers. Een kunstwerk op zich. Ook daar vind je mijn signatuur.

In Arzacq vereer ik allereerst de telefooncel met m’n bezoek. Lekker lang naar huis bellen ,et Rianne en Renée en de laatste nieuwtjes horen. Daarna installeren in de gîte en dan naar Els en Bavo die ik op een terrasje gezien heb. Els wil vanavond nog verder lopen en dat doet ze ook. Het betekent een voorlopig afscheid, want Bavo heeft z’n auto opgehaald en gaat achter haar aan.

’s-Avonds eet ik in de gîte. Ik heb ingetekend voor de gezamenlijke maaltijd die wat povertjes is. Soms tref je het uitgebreid, soms wat minder!

 

Maandag 24 juni,      17.00 uur.               Verjaardag van Hanny (proficiat!);                     gîte d’etappe communual Arthez de Béarn.                            24 km.

Een lange etappe in de regen. Omdat ’t regent neem ik de “Route” en niet de “Chemin”, dwz de weg en niet de G.R. Stukken minder vermoeiend.

Als ik om half 2 vanmiddag aankom is de gîte nog gesloten. Een bazige dame commandeert ons buiten te blijven tot 3 uur. We mogen wel onze rugzak binnen stallen. Dus maar het café in en daar meteen wat eten want ik rammel. Een salade met brood. De gîte wordt momenteel verbouwd en dat is wel nodig ook. Eén beschimmelde douche voor 20 mensen en één dito plee is wel erg weinig. Verder is Arthez niet zoveel. Het is de laatste dagen sowieso wat povertjes gesteld met het aanzien van de dorpjes die ik passeer. Wat dat betreft kun je deze streek het beste overslaan op vakantie. Ik merk dat ik moe begin te worden van m’n lange reis. Een etappe zoals die van vandaag (die 24 km loop je zo snel als kan met maar één korte pauze vanwege de regen) voel ik m’n hele lijf en ik heb ook slaap. Ik ben ook toe aan wat anders. Ik heb het wel een beetje gezien nu, iedere avond een andere gîte, met vaak dezelfde gezichten. Iedere morgen de rugzak op je rug hijsen en jé.

In het weekend hoop ik de Pyreneeën / Spaanse grens te passeren. Dan krijg ik de broodnodige variatie op een presenteerblaadje!

 

Woensdag 26 juni 2002,      16.15 uur.     gîte d’etappe communual Arroue.

Gisteren was een lange tocht naar Navarrenx, 32 km! Tot Sauvelade was het goed te doen. Daarna brak de zon door het wolkendek en deed z’n bijnaam “koperen ploert” eer aan. Na de middagpauze in het gras werd ik even hartstikke duizelig. De warmte? In Sauvelade was een heel oud klooster dat vanaf de Middeleeuwen pelgrims ontvangt. Eigenlijk had ik er in de gîte gereserveerd maar ik was er zo vroeg dat ik besloot door te lopen. (Toen had de zon zich nog niet laten zien.) De laatste 12 km was ouderwets bergje-op en vooral dat. M’n water op, dan maar naar de boerderij. De boer vertelde dat men daar heel vaak om water komt vragen. Ik was dus niet de eerste en ook niet de laatste. Bij een picknicktafel mét bron, diep in een bos, ontmoette ik weer Heinz en Veronique, die de laatste week steeds met mij in dezelfde gîtes huizen. Samen op naar Navarrenx, nog 5 km in de hitte. Dan snak je af en toe naar een pilsje! En zie, Jacobus bestaat toch! Ik liep Navarrenx binnen en werd gelijk begroet. Hé, hallo! Bleek een Zwitsers paar te zijn wat ik na mijn “vakantie” met Ger niet meer was tegengekomen, daarvóór regelmatig. Ze zaten achter de pils en even later ik dus ook. Zodoende was ik pas om half zes in de gîte en miste ik de “boisson d’amitiée” die door de pastoor in de presbytère werd gegeven. Jammer, had ik graag bij willen zijn. Dat is toch jammer van zo’n lange dag lopen, je hebt ’s-avonds geen tijd meer om te kijken waar je bent aangeland. Eérst moeten alle nodige dingen; douchen, kleren wassen, boodschappen doen voor de volgende dag, (anders lijd je honger!) Route bepalen voor de volgende dag, nieuwe gîte reserveren. En dan: soms koken, soms uit eten. En om half 10 moe naar bed. Gisteravond had ik wat eten betreft wel een makkie: de afhaalpizzeria bevond zich tegenover de gîte! Het toetje maakten Heinz, Caroll en ik samen, om het afscheid van Caroll te vieren. Die stopt er even mee, gaat de rest van Frankrijk bezichtigen en aan het strand liggen in Biarritz. In september – oktober gaat hij het Spaanse camino-gedeelte lopen. Het zal nog wel wennen zijn voor Heinz want die is nu z’n maatje kwijt. Ik vond Caroll (Canadees, of had ik dat al geschreven?) ook erg aardig.

Het toetje bestond overigens uit verse gesuikerde perziken doortrokken met wijn. Ja lekker hoor! Aan alcohol geen gebrek.

Ik had een kraak-piep-bed vannacht en sliep niet zo lekker. Om 6 uur er maar uit. Ik hoef vandaag maar 18 km en voor mij betekent dat 16 want ik kort zo nu en dan de nodige stukken af. Ik heb forse kritiek op die G.R.-makers. Als je een Chemin de St. Jacques maakt, maak die dan ook en pak niet iedere keer de hoogste heuvel! Dat deden de pelgrims in vroeger tijden ook echt niet. Maar goed, zelfs die 16 km kosten de nodige zweetdruppels vanwege de hitte. Dat wordt nog wat in Spanje! Ik kwam om 12 uur in Arroue en had de gîte anderhalf uur alleen voordat de volgende pelgrims (een echtpaar uit Hérault, leuk gepraat) kwam binnenvallen. Toen had ik lekker op m’n gemak alle was gedaan, de vieze zweetbroek een extra beurt gegeven, gedouched m’n sokken gestopt, kortom lekker huishoudelijk getoedeld. Én een middagdutje gedaan waaruit Els me wreed wekte toen ze binnenkwam door me onder m’n blote voeten te kriebelen. Grrr! Els heeft Bavo weer voor een poosje gedag gezegd. Ze ziet hem weer in Spanje.

Ik heb een paar sokken laten liggen in Navarrenx. Nu moet ik het maar doen met 2 paar, waarvan 1 paar erg versleten!

Nog een paar dagen en dan heb ik heel Frankrijk te voet “gedaan”, wat mijn grote ideaal was. Ben ik toch wel trots op. Tegelijkertijd is het best onbegrijpelijk dat ik dat hele eind gelopen heb! Elke dag een stukje, je hebt het niet zo in de gaten, maar als ik een overzichtskaart van Frankrijk zie kan ik het haast niet geloven!

 

Ostabat,  chambre d’hôte.   Donderdag 27 juni 2002,     17.22 uur.     22 km.

Arroue had geen winkel noch restaurant. Toch moeten ook pelgrims eten en daarom werden we (de 6 aanwezige pelgrims in de gîte + 2 die bij de burgemeester sliepen) met een busje opgehaald en naar een restaurant gebracht 6 km verder. Het eten was goed (omelet voor mij, voor de anderen rosbief + groentesoep + puree + ijs + wijn voor 9.50 €) en de sfeer gezellig. We waren om 20.15 uur al weer terug in de gîte en gingen toen uit balorigheid en verveling maar Canons zingen. Je kon niet buiten zitten want de R.N. loopt op 1 meter afstand van de deur. Razende vrachtauto’s vlakbij. Het zingen was leuk, niemand had nog wat lekkers te eten of drinken dus het was heel vroeg bedtijd, om een uur of negen al. Klaarblijkelijk had ik het nodig want tot 6 uur sliep ik als een blok, en om 7 uur was ik al weer aan de wandel. Ostabat als doel.

De nacht had weinig afkoeling gebracht. Ondanks de warmte een prachtige route vandaag. Echt in Baskenland, dat is te merken aan de taal, onbegrijpelijk is die. Je kunt er niks van maken, totaal onbekende klanken. Zelfs de letters worden anders geschreven, sierlijk met allerlei krullen en aanhangsels. Om de G.R. aan te duiden hebben ze ook een apart teken bedacht: “7o” zoiets in rood en zwart. Het landschap is mooi, de Pyreneeën op de achtergrond. Ik had ze niet meer gezien sinds + 2 weken geleden op weg naar Lectoure. Steeds hingen er wolken voor en ook vandaag trekt het na de middag weer dicht. De Baskische huizen zijn goed onderhouden en schoon. Wit geverfd met onze kleur rood voor de luiken en het houtwerk. Veel stijgen en dalen vandaag, niet gek met de bergen in aantocht. Oefenen! M’n a-peesje protesteert, en moet tot de orde worden geroepen. We passeren het gedenkteken op de plaats waar de drie Middeleeuwse pelgrimsroutes in elkaar overgaan. De route du Puy, Vezelay en Tours. Cathy en Jean-Paul, het echtpaar uit Hérault, en ik maken er foto’s van elkaar. We hebben leuk contact, ze wonen in La Salvetat(!) bij het Lac de la Raviège. Ik moet beloven hen te bezoeken als we weer in die streken op vakantie zijn. We hebben adressen uitgewisseld. Een heel hoge berg op vervolgens, met een table d’orientation en een chapelle en . . . met koeien, zo maar los. Ze komen kijken wat we eten en ze sabbelen aan m’n sokken, die daarna kleddernat zijn.

Moe komen Els en ik aan in Ostabat. Ik heb niets gereserveerd. We nemen een kijkje in de gîte die er prima uitziet. Maar we hebben er allebei niet zo’n zin in. Dus lopen we de berg op, verder het dorp in, en nemen zeer luxueus een chambre d’hôte. Dat is lang geleden! Echte lakens en handdoeken, een luxe badkamer, en wasmiddel om je wasje te doen! En Ostabat heeft ook nog een bar. Daar nemen Els en ik ieder 3 pils want dat verdienen we na al die hete zware G.R. kilometers vinden we!

 

ST. JEAN PIED DE PORT,             MIJLPAAL;    

Zaterdag,  29 juni 2002,  vijf vóór elf ’s-morgens,  terrasje:  café de Navarre.

Gisteren was het heerlijk lopen. 22 Km maar, en het was heerlijk koel: ik vloog over de weg. Later rekende Els uit dat we grote stukken gemiddeld 6 km per uur hebben gelopen en geloof me maar: dat is hárd met de rugzak en de G.R. Maar het doel trok: St. Jean Pied de Port! Magische naam, hoeveel keer al niet genoemd in de voorbereiding van de tocht en ook onderweg: dáár ga ik de Pyreneeën over!

’s-Ochtends nog afscheid genomen van Heinz, die doorloopt naar Hunto, iets wat ik vandaag pas doe. Els en ik liepen samen en kwamen na dat afscheid Heinz onderweg nog wel 10 keer tegen. Maar na vandaag waarschijnlijk niet meer. Met z’n tweeën passeerden we de Porte de St. Jacques in St. Jean, en dat moment lieten we vereeuwigen door een andere pelgrim. Ik was hartstikke blij. Hier en nu ben ik, en helemaal op eigen kracht. Het ontvangstbureau voor pelgrims is pas om half 3 open en de drie kwartier die we moeten wachten besteden we om een lekkere Griekse salade te eten én een glaasje rood om het heuglijke feit te vieren. Daarna volgt een inschrijving, goed voor de statistieken, ik koop een nieuw pelgrimspaspoort want mijn Roermondse exemplaren zijn al helemaal volgestempeld, en wordt er een overnachtingsplek voor ons geregeld, weer een luxueuze chambre d’hôte. Maar met z’n tweeën is dat goed te betalen en je ligt zoveel rustiger, hoewel Els een goeie kan snurken! Bovendien is mijn bed aan de korte kant, ik kan niet helemaal uitgestrekt liggen wat ik wel vervelend vind want ik heb ’s-nachts vaak de behoefte om mijn stijve spieren eens helemaal te rekken.

Mijn plan is hier een soort rust te houden, morgen pas na de middag te vertrekken naar Hunto (HUNTO) wat maar 4 km verderop ligt maar wel al 500 m hoger na een voor alle pelgrims beruchte steile klim. Je doet er ongeveer 2 uur over. Daar wil ik in de gîte slapen en zondag de resterende 22 km doen naar Roncesvalles in Spanje, écht de Pyreneeën over. Bijna word ik van m’n plannen afgebracht door de mevrouw van de chambre met dollartekens in haar ogen. Ze lijkt zo aardig en zo met de pelgrims begaan, maar ondertussen . . .  Ze heeft een dealtje met een transporteur van bagage die voor 30 Euro(!) je bagage naar Roncesvalles brengt. Je kunt dan lekker licht de Pyreneeën in een keer over en bijna zwicht ik voor dat idee. Maar ik heb al in Hunto gereserveerd en bovendien zou het zo’n gehaast worden want ik heb in St. Jean Pied de Port nog zoveel te doen! Ik wil kaarten schrijven, allerlei boodschappen doen, poste restante ophalen, pakje naar huis sturen met o.a. mijn zeiljack erin, toch nog kadootje voor Rens kopen (lukt me, ik vind iets leuks) en me voorbereiden door de kaart te bestuderen. Dus besluit ik om bij mezelf te blijven en me niet te laten ompraten door de money-mum. Deze probeert trouwens vanalles aan je te slijten, tot een 2 kg zware zelfgemaakte schapenkaas toe. Ongetwijfeld lekker maar ik ga zo’n ding toch niet de Pyreneeën over zeulen! Zo zit ik hier op zaterdagmorgen te schrijven, straks op weg naar Hunto. Ben benieuwd, ben niet zo’n klimmer, wil ’t op m’n dooie gemak doen.

Oh! Vergeet ik nog helemaal dat Ria en Jo (uit Condom) ook in ons huis sliepen! Els kent hen ook en we praten heel wat bij. We eten samen in een restaurantje en hebben een leuke avond!

 

Hunto, 17.08 uur;     29-06-02; zaterdag.

De eerste 4 km Pyreneeën zitten erop. Makkie. Natuurlijk ga je wel zweten maar ’t viel ontzettend mee. Ben ik nu echt al in Hunto? De gîte is nieuw en groot. Nog gauw even profiteren van de Franse luxe. Vanavond een laatste (Franse) avondmaal. Het is koud geworden, trui en legging aan en binnen zitten; toch nog dooie vingers. Dág Frankrijk!

 

Zubiri, SPANJE, refugio;       20.23 uur, maandag.

Gisteren, zondag, bij het opstaan: mist en regen. Oei! Ik ben een beetje bang voor deze dag. Kun je nu hoog op de berg nog wel de merktekens van de GR lezen? Om 20 min voor 8 ’s-morgens ben ik startklaar na lang over mijn kledingkeuze nagedacht te hebben. Na al die dagen lopen met relatief warm weer in korte broek nu toch maar gauw de pijpen eraan geritst. Maar mijn trui? Onder de poncho ga je zo zweten en dan heb ik niets droogs meer voor ná de tocht. Dus: hemd en T-shirt. En de poncho natuurlijk. Onafgesproken toch met Els op pad. We zouden ieder apart maar we vertrekken gelijktijdig en blijven de verdere dag ook bij elkaar. Na Hunto stijgt het behoorlijk en dat blijft het ook doen. Van de mooie Pyreneeën zie ik niets dan 10 meter mist vóór, achter en naast me. De GR is gelukkig goed te volgen. Vanaf Hunto tot het hoogste punt moeten we + één km stijgen. In hoogte dus. De te overbruggen afstand is 22 km en de laatste 5 km is een sterke afdaling. Het is zwaar. Echt zwaar. En ik heb ’t verschrikkelijk koud. Door de regen kun je onderweg geen pauze houden. Er is geen droog plekje om even uit te rusten. Dus dóór. De wind steekt op en laat de poncho opwaaien. Natte benen dus ook, maar die had je al van het zweten. We maken nog gauw een foto van elkaar als we de Spaanse grens oversteken. Verder maar weer. Eindelijk begint de afdaling. 15 % wordt er gewaarschuwd. Over natte rollende keien en door modderstromen. Door de vermoeidheid kijk ik niet goed uit en stoot ik mijn hoofd aan een uitstekende boomtak. Bult! Dan zien we de gebouwen van het klooster van Roncesvalles door de mist en de bomen opdoemen. Gelukkig! Trots! En gelopen in een record-tijd! Om half één ’s-middags komen we aan. We kunnen ons nog inschrijven in de refugio van het klooster maar we moeten tot 4 uur wachten tot we er ook binnen mogen. En ik bibber van de kou. Midden tussen alle drukte kleed ik me om. Het kan me geen reet schelen, ze kijken maar. Een droog T-shirt, m’n legging en m’n trui aan. En droge sokken. De rest (broek, schoenen, T-shirt, hemd, BH, sokken, poncho) druipt! We laten de rugzak achter (niemand gaat graaien tussen die natte stinkende klieder) en zoeken een bar. Die is er. Spaanse mensen zijn niet vriendelijk. Dat is m’n eerste ervaring. A-sociaal zelfs. Bij de inschrijving in het klooster; de ongeïnteresseerdheid! Sigaretten rokend, me niet aankijkend, werd me het formulier overhandigd en ook weer in ontvangst genomen. Het feit dat je kleddernat en koud niet binnen mag. De behandeling in de bar waar je warme chocomel betaalt met een nat bankbiljet wat met een vies gezicht wordt aangenomen. Het feit dat Els gesommeerd wordt om haar schoenen weer aan te trekken die ze had uitgedaan om haar voeten te laten ontdooien. Géén schoenen uit aan de bar!

In die bar volgen we overigens de finale van de wereldkampioenschappen voetbal. Bij de 2e goal van Brazilië houden we het voor gezien, (ja, we waren voor Duitsland) en rennen we het naastgelegen restaurant in waar we een warme maaltijd nemen. Onze buik tenminste warm! Om 4 uur de rush voor een bed. Wat een zooi. Zes grote slaapzalen, steenkoude ruimte; plaats voor wel 40 personen per stuk, te weinig sanitaire voorzieningen. Geen kookmogelijkheid, niet eens een kopje thee te zetten. Koud water om te douchen. Geen mogelijkheid om je kleren te wassen. Dat doet iedereen natuurlijk toch, onder koud stromend water. Ik heb kou gevat en heb keelpijn en ga van “arme ozel” maar vroeg naar bed. O ja, om 6 uur gingen we nog naar de mis want in de kerk was het tenminste warm. De mis werd van voor tot achter bewierookt, maar van een fijne stemming tijdens de pelgrimszegen is geen sprake. Met z’n 150-en tegelijk, geen intimiteit.

’s-Nachts doe ik geen oog dicht. Voor ’t eerst betreur ik het feit dat ik mijn donzen slaapzak aan Ger heb meegegeven. Ik heb ‘t (met m’n kleren aan) veel te koud in de fleece-zak.

Vanmorgen, maandag, met een dikke keel weer aan de wandel. Els neemt nu definitief afstand, ze gaat veel te snel voor me. Ze wil naar Larrazoana en ik vind Zubiri (22 km) meer dan voldoende. Ik voel de tocht van gisteren nog, vooral m’n knieën doen zeer van het afdalen. En m’n keel vergt ook rust. En ik ben echt moe! Het weer is gelukkig aangenaam. De zon schijnt, het is niet te warm om flink te kunnen lopen, én ik krijg onderweg de was van gisteren droog. De route is heel mooi, Spaans Baskenland. Veel wilde bloemen, de lucht is zwaar van geuren. Maar wat is ’t druk! Zoveel mensen op de Camino, dat geeft onherroepelijk problemen met slaapplaatsen. Met mij (nog) niet, ik bezet het één na laatste plekje in de refugio in Zubiri. Maar wat gebeurt er met de zeer velen die na mij komen? Ik weet het nog niet. Er zijn 40 plaatsen hier, stapelbedden heel dicht op elkaar, je weet niet waar je je rugzak moet laten. Ook nu weer krijg ik de kriebel van de Spaanse mensen. Ze houden met niemand rekening, doen geen moeite om contacten te leggen, zijn luidruchtig. Ik hoop dat het beeld dat ik nu van hen heb nog flink bijgesteld moet worden! Ik eet met een Belgische mevrouw uit Gent, Elize heet ze, in een restaurant 600 meter verderop. Het is niet echt goedkoper dan in Frankrijk, pelgrimsmenu € 9,- maar le taxes non compris, 7 % zit je toch nog op (bijna) 10 €uro! Nu vroeg naar bed, heb ’t al weer koud en ben moe. Hoye!

 

Dinsdag 2 juli, verjaardag van Rens;                   Cizur Menor, bar, 17.26 uur.

Om 5 uur vanochtend gaan links en rechts verschillende wekkers af. Zijn die Spanjaarden nu helemaal van de ratten besnuffeld?! Het is nog donker buiten, je kunt de route toch niet volgen zo? Of lopen ze met zaklampen? Op die keien-paadjes ook levensgevaarlijk. Maar met al dat kabaal om je heen kun je toch niet meer slapen dus om half 6 sta ik ook maar op. Vechten om een plaatsje rond de enigste wasbak voor + 20 dames. En daar moet ik m’n tanden poetsen, leuk! (Als iedereen toekijkt.) Om half zeven, het is net licht, loop ik al. Nou, dan ook maar eráán vandaag. Het is zo stikdruk dat ik ondanks de afspraak met mezelf om niet voor een slaapplaats te gaan rennen tóch snel loop in de angst anders geen bed meer te hebben. In Larrasoana hebben veel mensen buiten in het portaal van de kerk geslapen omdat de refugio vol was. Van Bernd en . . .  (naam vergeten) hoor ik dat Els een uur in de rij heeft gestaan in deze plaats en toen kwaad is doorgelopen omdat ze zich vreselijk ergerde aan de onnodige bureaucratie. In datzelfde Larrasoana drink ik koffie in de bar en bel ik mijn lief zoontje Rens om ‘m te feliciteren met z’n verjaardag waar ik -zucht- niet bij ben. Omdat ik al 1½ uur aan de wandel ben heb ik niet in de gaten dat ’t pas 8 uur is en ik bel ‘m dus wakker!

Daarna zonder stop 4 uur lopen naar Pamplona. Het landschap is mooi en Pamplona is een erg mooie stad. Prachtige gebouwen, mooie vestingmuren, alles goed verzorgd en schoon, zelfs de nieuwbouw is met smaak opgetrokken. Aparte bestrating, aparte trottoirs, veel openbare kunst. Ik race er in 1½ uur tijd doorheen. Wel jammer. Ook neem ik in de panaderia / cafétaria (bakker met uitgebreide lunchroom) een dik stuk taart om Rens’ verjaardag te vieren. Om half twee kom ik aan in Cizur Menor. Mijn racen is niet voor niets geweest; een VIP – plaats in de refugio, samen met Elize. We hebben niet samen gelopen, maar komen op dezelfde tijd aan. De ontvangst in de refugio is hartelijk, met een fris, koud glas water, en snoepjes. O ja, nog een verhaal over snoepjes, vertel ik zó.

De refugio is kraakhelder, licht, en goed sanitair. Wat een heerlijke douche, en uitgebreid kleren wassen! De modder van de Pyreneeën zit nog in de broek, samen met het zweet van + 1 week. In de refugio kan ik zowaar al wat Spaans praten! Ik vertel dat vandaag m’n zoon jarig is en prompt schrijft de hospitallero een gelukwens onder het stempel in het pelgrimspaspoort. En Elize wil graag plaatsen reserveren voor een Belgische mevrouw met twee kinderen, die natuurlijk nooit zo snel kunnen lopen om nog een plekje te kunnen bemachtigen. Dat kan ik op z’n Spaans uitleggen en het wordt geaccepteerd. Ben best wel trots! Het snoepjesverhaal.

Ik loop vandaag over een smal bergpad langs een oude pelgrimsherberg, nu een boerderij. Kom ik een man tegen die me staande houdt: hola! Hallo! dus. Begint een razendsnel praatje en ik dus zeggen dat yo no comprendo Espanol. Hij zegt dat ik hem José moet noemen en hoe ik heet? Hij schudt me de hand en op dat moment trekt hij me naar zich toe en geeft me 2 zeeeer dikke zoenen vol op de mond. Daar ben je dus totaal niet op voorbereid! Zo gaat dat dus, in alle argeloosheid trap je erin. Vraagt hij me nog of ik een karamelos wil en zeg ik ook nog ja. Ik krijg 2 snoepjes en wéér een nóg dikkere zoen. Dan ontworstel ik me. En loop ik -gewoon- verder.

Ik zit nu in de bar en er komen allerlei mensen binnen. Ik moet praten! Vanavond eet ik met Elize weer in een restaurant. Morgen vertel ik verder!

 

Woensdag, 3 juli; in een kerk in Puenta la Reina;   16.40 uur, 19 km.

Het werd plotseling vol in de bar waar ik zo rustig zat te schrijven. En aangezien in het pelgrimswereldje iedereen iedereen kent lieten ze me niet met rust en begonnen tegen me aan te lullen – wég rustig schrijfmoment. Vandaar dat ik nu maar in de kerk ben gaan zitten. Nog even over de snoepjes van de al te vriendelijke José: het waren geen karamelos maar lekkere verkoudheidssnoepjes, goed voor m’n keel!

De weg van Cizur Menor naar Puenta la Reina is ontzettend mooi. Wat een landschappen! Ik kan ze niet beschrijven, kom maar dia’s kijken. We passeren een hoge kam van heuvels waarop wel 50 enorme windmolens stroom staan op te wekken. De route loopt tussen de molens door en ze maken een machtig zoevend geluid. Op het hoogste punt van de kam heb je een fantastisch uitzicht naar beide kanten en is een kunstwerk geplaatst, allerlei pelgrimsfiguren in silhouet. Dit zie je in elk boek van de Camino terug.

Vandaag moet ik veel geldelijk geluk ontvangen. Dit zegt Elize. Onderweg had ik een steentje in m’n schoen. Doe ik m’n schoenen uit, stap ik zó met m’n sok in een dikke drol, die lekker verborgen lag in het gras. Een verse! Ik denk een echte pelgrimsdrol. Elize zegt dat dit geluk brengt op geldelijk gebied. Check je de staatsloterij, Ger? Of willen ze m’n kunstwerk aankopen? Het is lekker weer om te lopen ondanks het feit dat de thermometer van Nel 30 graden aangeeft. Je merkt er niets van, pas tegen de middag voel je de temperatuur omhoog gaan. Maar dan ben ik al bijna in Puenta la Reina. Om half één loop ik er door de Calle Major. De winkels zijn nog open maar ik wil éérst naar de refugio. Er is een nieuwe aan de rand van de stad. De meesten gaan naar de padres reparadores, maar ikke dus niet. De refugio is ruim, schoon en licht met goed sanitair. Als ik aankom word ik ineens verschrikkelijk moe. Het lopen ging ook al niet zo lekker vandaag, pijntje hier, pijntje daar. Ik word toch niet ziek? Mijn keel doet minder zeer maar ik moet wel hoesten en heb een snotneus. Na het douchen en wassen duik ik dan ook in m’n bed voor een siësta. Ik slaap echt even heel vast maar ga om 4 uur weer de stad in. Moet boodschappen doen maar de winkels zijn pas om 5 uur open. Vandaar dat ik nu in de kerk zit te schrijven.

Puenta la Reina, brug van de koningin, is trouwens een heel oud pelgrimsoord. Een of andere koningin heeft de brug aan de pelgrims en de stad geschonken en nu heet de stad zo. Ik heb trouwens een bijzondere aantrekkingskracht. Zit ik hier in een lege kerk te schrijven, komt er een groep van wel 15 Spaanse toeristen binnenvallen en die gaan allemaal rondom míj zitten! Aan alle kanten word ik ingesloten, onbegrijpelijk, zelfs in dezelfde bank links en rechts van me. De rest van de banken is leeg! Gelukkig hoepelen ze snel op.

Wie zag ik vandaag terug? Heinz! Hij heeft z’n schoenen laten repareren in Pamplona, kostte een dag en loopt zodoende weer gelijk op. Leuk? We zullen zien. Hij moet niet gaan plakken maar ik heb hem duidelijk gemaakt dat ik nergens voor “in” ben. Hé Peet, niet zo negatief over de medepelgrims! Nee, maar ik ben wel verschillende ervaringen rijker die me duidelijk maken dat je als “loslopende vrouw” het wild bent en het mannelijk deel van de pelgrims de jagers. Is echt zo, wordt ook openlijk over gepraat. Maar mij ergert het!!

 

Donderdag, 4 juli;     refugio, Estella;        21 km; 19.07 uur.

Toch met Heinz gegeten gisteravond, in de refugio. Daarna tot half 11 zitten praten waarna we “eruit gejaagd” werden. (Uit de eetzaal) We hadden heel wat uit te wisselen en we hadden beide dezelfde mening over “de Spanjaarden”. Of zou het de volksaard van Navarra zijn en verandert het nog? We hadden het ook over “de pelgrims”, dat dat over het algemeen hoger opgeleide mensen zijn, en toen vertelde hij dat hij geoloog was (in ruste dus, hij is 67 of zo, maar nog steeds van die opmerkingen over hübsche mädchen etc.)

Vandaag met Elize gelopen, de hele weg naar Estella. Vanwege m’n verkoudheid was ik moe en liep een tandje langzamer. Ik ben een beetje bang dat het vast gaat zitten, ik piep. Ik heb vanmiddag in de stad warm gegeten (weer met Heinz, Elize zal wel denken!) en kan vanavond echt vroeg naar bed. Estella is mooi. Wat rondgekeken en de gebruikelijke boodschappen gedaan. Er is momenteel een brand aan de gang hier in de omgeving die geblust wordt met behulp van een helicopter. Die vliegt hier steeds over het achtertuintje van de refugio waar ik zit te schrijven. Er hangt een grote bak onder die steeds opnieuw gevuld wordt met water. Druipend komt hij hier voorbij, je kan de druppels voelen. En een kabaal!

Het is wel leuk als je door de stad loopt. Je wordt aan alle kanten begroet (zoveel pelgrims zijn er), net of je hier woont. De aankomst vanmiddag om half één (vanmorgen om half 7 begonnen) was ook al wat bijzonders. De refugio opende pas om 1 uur en de rugzakken worden voor de deur gezet in volgorde van aankomst van de eigenaren. Een ruig gezicht, honderd rugzakken op een rijtje! Ik heb er een foto van gemaakt. De refugio herbergt 150 mensen en vele moeten nog teleurgesteld worden!

 

Los Arcos, refugio;    20.30 uur.     Donderdag 5 juli 2002;        21 km.

Opnieuw liep ik met Elize door het prachtige landschap. Ondanks dat we allebei een totaal verschillende stap hebben stoort ons dat niet. We hebben elkaar heel wat te vertellen onderweg, de tijd en de kilometers vliegen voorbij. Voor we het weten zijn we in Los Arcos. De refugio wordt er beheerd door Belgische vrijwilligers. De man van Elize komt er in augustus ook. Weer met Heinz gegeten in een restaurant. Je kunt hier “middageten” van half twee tot 4 (uitlopend tot 5 uur.) dat is wel fijn want dan ga je niet met zo’n volle maag naar bed. Avondeten kan van 8 tot … ; vaak is dat zo laat, zeker omdat je nu zo verschrikkelijk vroeg opstaat. Het is gewoon onmogelijk om te blijven liggen na half 6. Om 5 uur gaan de wekkers af en kabaalt iedereen er maar op los. Mijn verkoudheid is een stuk beter. Ik nam wat extra vitamine C, en van Elize kreeg ik wat homeopathische spullen, selenium AC. Het heeft warempel geholpen, hoewel ik nog hoest.

Vandaag dé ervaring op de Camino tot nu toe meegemaakt. In de refugio was een masseur en je kon je inschrijven voor voetmassages etc. nou dat zag ik wel zitten dus was ik om 4 uur aan de beurt. Blijkt die man behalve een verrekt goed masseur ook zo paranormaal als de pest te zijn. Hij zag álles van me. Ik zal de details nu maar weglaten maar geloof me maar. En bovenal moest ik ééns zoveel drinken als ik nu doe. Dat voelde-die aan m’n spieren die overigens nu heel lekker aanvoelen. De achillespees beschreef hij ook exact hoe die er nu uitzag. Volgens hem was er een vezel van doorgeknapt. Kan ik me iets bij voorstellen. Hij kon niet geloven dat er nooit foto’s of zo van gemaakt zijn. Maar goed, ik ben hier, hij doet ’t nog, ik kan ermee vooruit. Als advies gaf hij: strekken die hap! Zal ik toch maar gaan doen, ondanks dat dat me pijn doet.

Bij Elize maakte hij ook heel wat los. Het moest zo zijn natuurlijk, we hadden net vanochtend zo diep gepraat. En nu kwam er weer een hele hoop naar boven. Ze moest verschrikkelijk huilen en ik deed maar een potje mee. (We waren bij elkaars behandeling.) dat zijn hele ervaringen. Ben benieuwd hoe het verder gaat.

 

Zondag (Kennedymars-zondag) 7 juli 2002;         11.23 uur. Balcon refugio Logrono.

                                               Gisteren 29 km.

Voorlopig gaat er even helemaal niets meer verder. Ik zit, ben geveld. En níet door m’n achillespees. Gistermorgen vol energie op weg van Los Arcos naar Logrono, een flinke afstand, dat wel. 29 km. Maar ik ben toch wel meer gewend.

Het parcours was betrekkelijk eenvoudig. We liepen weer samen, Elize en ik. Ik heb nu gelopen met Marijke en Els, ik heb onderweg veel contacten gehad met Alain en Rémy, Italo, Heinz, Caroll en nog veel anderen. Maar steeds had ik het gevoel: waar blijft mijn “máátje”? ik geloof dat Elize en ik elkaars maatje zijn. We zijn geen gezicht samen, 1½ cent. Ik lang en groot, Elize klein. Grote lange stappen, korte venijnige pasjes. De reus en kleinduimpje. Maar we kunnen práten. Onderweg vliegt de tijd voorbij. Gisteren in vlot tempo naar Viana. Daar dronken we koffie. Hadden we ook al gedaan in Torres del Rio, waar we de prachtige 8-hoekige kerk konden bezichtigen. Na Viana was het nog 9 km naar Logrono. Onderweg kreeg ik zonder aanleiding pijn onder mijn rechtervoet. Niet zo’n pijn als die van de brandende voetzolen. Anders. Niet lekker. Erger wordend. Tenslotte: zorgwekkend. We passeerden nog Felice, het oude vrouwtje van in de 80 dat naast de Camino woont en je staande houdt. Hé peregrino! Wil je een stempel? En trots toen we haar vroegen of we mochten fotograferen. Ik vertelde haar dat ik thuis een film had waar ze ook op staat. Kon ze nauwelijks geloven. Maar goed, eindelijk de refugio in Logrono. Kon bijna niet meer lopen. De hele middag met m’n voet omhoog gezeten en uiteindelijk aan de Ibuprofen gegaan, want ik herkende de pijn: dit moet een ontsteking zijn. Morgen lopen? Geen sprake van. Gedwongen rust dus.

In de refugio mag je officieel niet blijven, tenzij je een briefje van de dokter hebt. De mevrouw van de refugio bood aan ons morgenvroeg (zondag) te vergezellen naar het ziekenhuis hier vlakbij. Elize wil ook een rustdag. Ze kampt met obstipatie. Dus zij ook naar het ziekenhuis. Dat was dus vanmorgen om 8 uur. Een lachertje. Zonder de voet ook maar aangeraakt te hebben verklaarde de vrouwelijke dokter dat het gewicht van mijn rugzak veel te hoog was (had ze ‘m gewogen of zo?) en dat dat de oorzaak van de problemen was. Twee of drie dagen rust. En 2 Ibuprofen per dag. Ze vroeg niet eens hoe sterk ze zijn. Want ik heb ze in twee doseringen: van 50 en van 600(!) milligram per pil. Ze heeft niet naar m’n voet gekeken. Wat een flauwekul! Tenslotte schreef ze wel braaf het papiertje zodat ik in de refugio kon blijven. Het kostte niets. Maar was het ook niet waard. Elize kreeg ook haar briefje plus 3 zakjes poeder om te kúnnen.

De pijn is ondertussen wat minder; de Ibuprofen werkt. De voet is nog dik. Morgen blijf ik niet hier maar tracht een bus te pakken naar de volgende etappe. Het is wel balen. Ik hoop maar dat het inderdaad een ontsteking is en geen scheurtje. Want dan is het fini.

De refugio is verder prima. Zit in de son op ut balcon. Klepperende ooievaars die op de kerktoren wonen vliegen over. Een prachtig gezicht. Ze hebben jongen die af en toe hun kop buiten het nest steken. Je kunt het goed zien.

Thuis is gisteravond ook de Kennedymars gestart. Ik heb Rens op z’n mobiele gebeld en de hele bubs succes gewenst. Het steekt wel even dat ik er niet bij ben. Volgend jaar weer! (Bovendien regent het daar en hier schijnt de zon!)

 

Maandag 8 julio 2002;         16.08 uur.     Nájera; 28 km per bus.

Nu regent het hier ook. Plensbuien met oorverdovend onweer. Ik had er geen last van want ik had dus de bus. Daar is niks aan. Het was wel een sport om uit te vinden hoe dat hier in Spanje werkt. Het zijn allemaal particuliere onderneminkjes en je koopt kaartjes net als vliegtuigtickets. Voordat ik dat in de gaten had, had ik al een “verkeerd” kaartje in handen; dat voor de bus van half negen en ik wilde de bus van 10.00 uur. Helaas was dat een andere maatschappij en m’n kaartje inruilen wilden / konden ze niet. Zogenaamd begrepen ze me niet en moest ik een nieuw kaartje kopen. Gelukkig kost het openbaar vervoer hier klaarblijkelijk “niets”, dwz de afstand van 30 km kostte € 1,20. In een half uurtje was ik in Nájera. Weer een grote welvarende stad. Spanje is rijk. Goed verzorgd. Mooie gebouwen. Luxueus openbaar vervoer. Veel openbare kunst. (En ook niet-openbare, als je ziet wat ze hier in restaurants en bars aan de muur hebben hangen.) De mensen hebben veel meer belangstelling en oog voor kunst en spenderen ook veel geld aan inrichting. Méér dan in Nederland (ons bent zunig!) en zeker meer dan in Frankrijk. Ik heb de indruk dat de mensen in Rioja waar ik nu ben, vriendelijker zijn dan de Navarrezen. Je wordt tenminste nu teruggegroet, en men wijst je de weg, mocht je ‘m kwijt zijn.

Liever had ik gelopen vandaag. In de refugio waar ik met poncho aankwam (want het regende tijdens het korte stukje lopen van het busstation naar de refugio) voelde ik me net zo’n look-alike. De anderen keken ook verwijtend naar m’n schone schoenen. Maar ook morgen neem ik nog de bus naar Santa Domingo de la Calzada. Noodgedwongen!

Elize heeft hard gelopen vandaag. Ze vertrok al vóór 6 uur en kwam om 12.15 uur aan bij de refugio. (28 km!) Ze is doodmoe.

 

Dinsdag, 9 julio 2002;          16.05 uur.     Refugio Santa Domingo de la Calzada.

Gisteravond ontmoette ik in de refugio 2 Nederlandse mannen. Ze zijn op hun fiets en normaalgesproken staan ze op campings. Maar het onweer dreef hen naar de refugio en we raakten aan de praat. Wat later kwam Elize er ook bij en omdat we nog niet uitgepraat waren toen het etenstijd was zijn we samen gaan eten. Het was gezellig. En goedkoop. In de refugio was helaas geen kookmogelijkheid hoewel vermeld stond dat die er wel was. Maar de kookplaat was kapot. Daar stond ik met m’n zak vol met eten. We hadden net besloten om eens goed gezond te koken omdat Elize zo’n last van obstipatie heeft. (Nog steeds.) Maar het eten met Jan en Ton van Wijk uit Barendrecht en Scheveningen was een prima alternatief.

Ik heb slecht geslapen vannacht in de kleine propvolle refugio. Heel benauwd, slaap je met zestig mensen in een ruimte, maken die idioten ook nog de ramen dicht!

Weer met de bus vandaag, naar Santa Domingo de la Calzada. Ik sta evengoed vroeg op, blijf in het ritme. Het gevolg was dat ik al om 10.00 uur hier voor de deur stond. Gelukkig kon ik er ook in. Ik was met een andere Spaanse pelgrim, Thomas uit Zuid-Spanje. Gelukkig sprak hij Engels. Hij heeft me geholpen een zapalero (schoenmaker) te vinden want de hakken (ze zitten eronder sinds Condom) zijn weer verdwenen. Déze moeten het houden tot Compostela, nog 548 km (maar.)

Santa Domingo de la Calzada heeft een mooie kathedraal met aansluitend museum. Je moet er dus voor betalen. Tegen mijn principe in doe ik het en ja, het is de moeite waard. Bovendien zitten hier levende kippen + haan in de kerk. Het verhaal wat erbij hoort vertel ik nu niet, dat heb ik al zo vaak gelezen dat het me de neus uitkomt. Sla er zelf maar de boekjes maar op na. Verder lééft Santa Domingo wel. Een leuk stadje. Iedereen hier raadt me af om morgen te gaan lopen. Ik wil heel graag maar ben inderdaad een beetje bang om over te belasten. Ik moet er nog over denken. Zo meteen ga ik m’n schoenen ophalen en koken. En dit verslag posten!


De periode 10 juli tot en met 20 juli is kwijt geraakt bij de post of moet nog binnenkomen . . .

 


Zondag 21 juli 2002.  Refugio Villadanga del Páramo.       20 km.

O la la, nu is het echt weer om het Spaans benauwd van te krijgen. Het voelt aan als 40 ° en dat zal ’t zeker zijn. Gisteren had ik m’n rustdag in Leon. M’n moraal zat ergens bij m’n tenen (die toch al zo’n pijn deden) toen ik ’s-morgens de groep zag vertrekken. Tot op ’t laatste moment twijfelde ik: Zal ik meegaan? Ik ben verstandig geweest (hoop ik.) Om half acht moest ik de deur uit, en ik bezocht de kerk van San Isodoro, met Romaanse fresco’s. Het was inderdaad indrukwekkend. Het museum dat erbij hoorde ook. Men had er o.a. een enorme verzameling zeer oude boeken. Bijbels uit de 10e eeuw! Die vond ik geloof ik nog wel het mooiste. ’s-Middags trakteerde ik mezelf op een lekkere pizza in een Italiaans restaurant. Pizza’s zie je hier in Spanje niet. Het was de eerste sinds Frankrijk. En hij smaakte heerlijk. Toen weer terug naar de refugio. Ik kreeg een uitgebreide heel liefdevolle voetmassage van Victoria, een van de hospitalieros. Het hielp enorm. Mijn voet die helemaal verkrampt en “vast” zat werd weer los en soepel. En de pijn is grotendeels weg. Vanmorgen ben ik weer gaan lopen. Heel rustig aan en maar een kleine afstand, 20 km ongeveer. Het gaat. Maar ik moet voorzichtig zijn anders kom ik er niet. Er, dat is Santiago. Daarom stop ik dus bij de refugio van Villadangos. Ik zou nog best verder kunnen. Niet doen! Ondanks dat het nog geen elf uur in de morgen is, is ’t ook al geweldig warm. En ik heb slaap. Waar haal ik die vandaan? Gisteren niets gedaan, vannacht vast geslapen. Toch slaap ik vanmiddag ook nog zeker 2 uur als een blok. De refugio is langzaam volgelopen. Wie zie ik terug? Martha en haar partner Gino uit Eupen! Leuk! Ik heb ze meer dan een week niet meer gezien. Ze brengen het “verpletterende” bericht van Anacleto, de Spaanse Italiaan. Hij is moeten stoppen. Zijn voeten zijn té kapot. Eén en al wond, en ontstoken. Wat moet hij een pijn hebben gehad. Hij laat me groeten via Martha. Ik ga ‘m schrijven, heb z’n adres.

 

 

Maandag 22 juli 2002.         Refugio Astorga; 20.50 uur. 28 km. (of meer)

Wat een drukte hier in de refugio. Er moeten hier wel 200 mensen verblijven. Ik heb een plaatsje bemachtigd aan de tafel in de comedor. Vandaag weer ouderwets gelopen, zeker 28 km. Weet het niet precies, de boekjes spreken elkaar tegen voor wat betreft de afstand en sinds ik langzamer probeer te lopen kan ik mijn afstand ook niet goed meer schatten. Het was, vergeleken met de afgelopen week, een mooie tocht, ondanks dat mijn weg steeds langs de autoweg liep. Veel kabaal dus maar daar kun je je voor afsluiten. Ben overgestapt van diclofenac (is op) naar ibuprofen en volgens mij helpt dat veel beter. Het lopen ging goed! Ondanks mijn slechte nachtrust; er was veel kabaal in de refugio van Villadangos. Toen ik vanmorgen om 6.15 uur vertrok was ik even echt bang want ik had de gele pijlen van de camino gemist en liep pal langs de drukken N 120, langs de razende vrachtauto’s en razende personenauto’s. ik durfde niet meer verder en stopte om mijn rode knipperlicht, in een ver verleden gekregen van Ger en deze reis steeds achterop mijn rugzak bevestigd, voor op mijn buik vast te maken. Nu was ik tenminste zichtbaar. Niet dat de auto’s zich er ook maar iets van aantrokken. Maar goed, ik schrijf dit, dus ik leef nog.

Onderweg maakten een Zweedse jongen (Martin) en ik foto’s van elkaar met een mooi uitzicht op Astorga als achtergrond. De refugio was pas om 14.00 uur geopend. Ik had een uurtje om koffie te drinken. Wie kwam ik tegen in de stad: Lauzerte – Moissac Belorado: Hans. De koffie dronken we samen. Na de siësta opnieuw de stad in. De kathedraal, ook, zoveel stijlen door elkaar. Men is niet trots op de kathedraal van Roermond, maar ik zou dat wél zijn. Tenminste helder, duidelijk, sterk, eenvoud. En het bisschoppelijk paleis van Gaudi: ik mag m’n mening hebben. OK, ik zag het van de buitenkant. Anton Pieck in de Efteling heeft het beter gedaan! En verder hou ik m’n kop.

Ik at voor € 6,50 ongelooflijk goed in een onooglijk restaurantje. Wijn inbegrepen, ½ liter, en van goede kwaliteit. Ik kreeg een glas vooraf en een tapa gratis. En de bediening was correct en vriendelijk. Zo kan het dus ook! Gracias!

Ik heb intensief SMS – verkeer met Marijke die al in Nederland is. Ze heeft het er even moeilijk mee dat “het” voorbij is en dat leert mij weer: geniet van deze laatste weken! Laat je niet teveel meeslepen door pijnlijke poten en heimwee!

 

Dinsdag 23-07-02;    Refugio Rabanal del Camino, 17.11 uur;     20 km.

Inmiddels 20.43 uur. Ik wou net gaan schrijven toen ik geroepen werd om te eten. Martha en Gino hadden gekookt. Salade en gebakken aardappels.

Wat de camino betreft, die gaat weer door berglandschap. Hetgeen te merken is aan mijn fotografeerdrift. Ik kan niet stoppen met mooie plaatjes maken. Gelukkig heeft onderweg het oog ook weer wat moois. Om ’t dus met m’n vaders uitspraak te zeggen: het oog wil óók wat. De 20 km van vandaag waren weer genoeg. Het is ook waar je je op instelt. Morgen zijn ’t er 26. en tough. De refugio in Rabanal opende pas om 15.00 uur. We waren hier om 12.00 uur, dus dat betekende drie uur wachten. Het was niet erg, het was net gezellig. Iedereen lag, zat of hing in de zon op het pleintje. Jammer dat er niemand een gitaar of zo ij zich had. Het was een echt jaren 70 sfeertje. De refugio wordt gerund door een Engelse broederschap. En goed. Schoon. Gezellig. Duidelijk. Vriendelijk. Persoonlijke aandacht. Kortom een voorbeeld!

 

Donderdag 25-7-02.  17.28 uur      pleintje Cacabelos     24 km.

Tsjonge, het kan dus echt heet zijn in Spanje. Dat ik dat ook mag meemaken! Ik ben de refugio maar ontvlucht want gisteren kon ik me met geen mogelijkheid even vrijmaken om te schrijven, terwijl ik graag wilde. Steeds begon er iemand anders “tegen me aan te lullen”. Ja natuurlijk is dat wel leuk. Maar ik had ook graag even een moment van rust gehad. Maar daar leende de refugio van Molinaseca zich niet voor.

De tocht van Rabanal naar Molinaseca wordt in het caminoboekje omschreven als "een van de indrukwekkendste etappes”. Dat klopt. Het was verschrikkelijk mooi. Flink stijgen, meteen na Rabanal. Tot een hoogte van 1500 meter. Dat lijkt niet hoog maar het landschap was van dien aard dat je je in de Himalaya waande. Alleen de sneeuw ontbrak maar het schijnt dat die daar ook in juli kan liggen.

Na een poosje passeerden we Foncebadon, het verlaten bergdorp. En daarna het Cruz de Ferro, het beroemde kruis op de steenhoop. Ik droeg ook m’n steentje bij, helemaal van huis meegesjouwd (overdrijven is ook een kunst, zal 100 gram gewogen hebben?) Ik zag het niet als een last die ik van me afgooide, maar als een spoor van mezelf dat ik daar achter liet. De namen van mijn gezinsleden stonden erop; vóór m’n vertrek hadden ze hun naam met watervaste schrift geschreven. Toch een beetje een plechtig moment. Ook liet ik een kruisbeeld van plastic achter dat bevestigd heeft gezeten op de wandelstok van een Amerikaanse vrouw die op de camino een ongeluk heeft gehad; ze is gevallen.

Ik ontmoette haar in de refugio van Logrono vlak voor haar terugkeer naar huis. Haar gezicht was bont en blauw en gezwollen en haar enkel gebroken. En ze was naar aanleiding van haar val depressief geraakt. Toen ze wegging –in rolstoel- gaf ze mij haar wandelstok. Die kon ik natuurlijk niet meesjouwen. Ik heb hem in Logrono in het kerkportaal achtergelaten. Hij was gebroken. Heel symbolisch! Het kruisje heb ik wel meegenomen en dus bij het Cruz del Ferro achtergelaten.

Daarna passeerden we een tempeliersnest. Het was een bijzondere refugio. Al van ver werd je verwelkomd met belgerinkel. Daarna werd je een koffie aangeboden en een stempel voor het credential. Het was er een heerlijk zootje, net een piratenschip van Pippi Langkous. De tempeliers waren een soort overjarige hippies, maar wel met hun eigen rituelen. En met veel hasj, hash; hoe schrijf je dat, hasj van Hasj en Wietje. Maar dat laatste heb ik niet van eigen waarneming maar van horen zeggen. Dit alles was in Manjarin. Daarna nog een beetje stijgen en toen bergaf. O jee, daar kwam m’n hoogtevrees om de hoek kijken. Trillende knietjes en zweethanden. Op een gegeven moment ging het zó steil naar beneden over keien – geitenpaadjes dat ik écht niet meer durfde. Daar sta je dan. Je móet. Stokken naar beneden gegooid en toen op m’n achterste de berg af. Moet niet te vaak voorkomen, ik heb maar één broek bij me! Na 26 vermoeiende kilometers de refugio in Molinaseca. Een dorp met wel 26 bars maar met een halve winkel. Met wat daarin te koop was (en geloof me dat was echt niet veel) improviseerde ik die avond een maaltijd voor Martha, Gino en mezelf. Omdat ik thuis gewend ben om in tamelijk grote porties te koken (voor 5 personen) was het nu dus veel te veel en aten er nog 3 anderen mee.

Vandaag, donderdag, de in vergelijking met gisteren makkelijke etappe van 24 km naar Cacabelos. Veel asfalt, veel stad. Ik passeerde namelijk Ponferrada, met z’n mooie Middeleeuwse tempeliersburcht. Deed me aan Carcassonne denken. Ik moest dringend pinnen, dus ik was blij in de bewoonde wereld te zijn. En nu dus Cacabelos. Mooi dorpje, voor de begrippen van deze regio (de Bierzo) een stadje. Met een hele supermarkt. Maar nu heeft de refugio geen keuken, dus dat wordt uit eten. De refugio is trouwens een goeie. Allemaal 2-persoons kamertjes, en goede sanitaire voorzieningen. Ik kon achterstallig onderhoud plegen en de kleren konden in de wasmachine. Ik slaap met een Franse mevrouw uit Lyon op een kamertje. Makkelijk, dat Frans! Alleen gooi ik er nu Spaanse, Duitse en Engelse woorden doorheen. Wat dat betreft is het in mijn hoofd een warboel! Andere zaken heb ik tijdens deze tocht keurig op een rijtje gekregen. Maar die zijn te persoonlijk en alleen bestemd voor insiders, dus schrijf ik er hier niet over. Maar het is een feit dat de Camino wel degelijk iets met je doet. En ik ben met een hele hoop zaken in het reine gekomen. En ik heb, zonder te willen opscheppen of zelfingenomen te willen zijn, een behoorlijk positief zelfbeeld gekweekt. En daar ontbrak het bij mij ook nog wel eens aan.

 

Ruitelán, 26 juli,        verjaardag van Merel,                  17.05 uur. Bar.        28 km.

Een gat van een dorpje, dat Ruitelán. Het eerste plaatsje in Spanje waar m’n mobieltje geen bereik heeft. Dat lijken wel Franse toestanden! De omgeving doet ook al zo Frans aan. Tamme kastanjebomen en mooie natuur. Bergen. Lekkere wijn. Ik heb het hier dan ook uitstekend naar m’n zin. Vanmorgen passeerde ik Villafranca del Bierzo. In de Middeleeuwen de plaats waar pelgrims de complete absolutie konden krijgen als ze Compostela niet meer haalden. Bij de Puerta del Pardon. Wat is hier een hoop leed geschied! Ik had die absolutie ook wel willen krijgen. Niet dat ik denk dat ik Santiago niet bereik. Integendeel, het lopen gaat best wel goed. Maar ik ben het een beetje moe, hè? Wil wel graag thuis zijn, in de tuin zitten en een beetje de honden aaien! En zo. Maar vanmiddag, eenmaal in de alternatieve refugio aangekomen (hij is maar klein; ze branden er wierook ((of hash)) en de eigenaar kookt vanavond voor de pelgrims) heeft Martha het eens mooi voor me uitgeteld. Het zijn nog maar 162 kilometer. We hebben als ik 5 augustus wil arriveren, nog 10 loopdagen. Een mooi gemiddelde van 16,2 km per dag!? Vanaf nu heb ik dus een vakantiegevoel. Morgen maken we een heel kleintje van 10 km, wel steil bergop. Een peulenschilletje. Misschien kunnen mijn getergde voeten in deze 10 dagen wel genezen!

 

Zaterdag 27 juli 2002.                   19.21 uur.     Muurtje in gehuchtje genaamd Hospital.

Beetje een verveeldag vandaag. De tien kilometer naar O Cebreiro waren heel gauw gemaakt. Om half tien was ik daar. Ik ontmoette Ger van Esmeralda en Noëlle met zoontje Mick. Hij bood me koffie aan in de bar. Verder was en in O Cebreiro niets te beleven. In ieder geval niets om een hele dag rond te moeten hangen. Toen Martha en Gino ook boven waren (O Cebreiro ligt op een berg die we dus eerst moesten beklimmen, 700 meter ongeveer, de laatste serieuze stijging) werd dus al gauw besloten om door te lopen. Veel mogelijkheden waren er niet. Triacastela was nog 21 km, te ver. Bleef over dit gehuchtje mét refugio; Hospital. Wel een refugio maar verder ook niets. Geen tienda. Ik heb in O Cebreiro dus maar een pak macaroni gekocht in de hoop dat er hier een keuken zou zijn. Gelukkig was die er. Honger hebben we dus niet meer. Maar of het lekker was? Verder word ik enorm geplaagd door steekbeesten. Muggen of vliegen, ik weet het niet. Feit is dat ik onder de bulten zit en dat ergert me enorm. En de rest van de dag was het zaak de tijd om zien te krijgen. Dat was nog niet zo’n gemakkelijke opgave. Martha en Gino werden er wat stekelig van, naar elkaar toe. Je kletst wat met deze of gene. Maar diepzinnige contacten kwamen niet van de grond.

Veel pelgrims zijn ziek, hebben buikgriep. Of iets verkeerds gegeten of gedronken. Er wordt heel wat gebraakt en gepoept. En dan deel je met 100 man één toilet. Ik hoop dat deze kelk aan mij voorbijgaat. Ik probeer zo goed mogelijk op te letten.

 

Maandag 29 juli 2002.         Terrasje, Sarria, 18.45 uur.

Het zijn korte etappes deze dagen. Toch ben ik hartstikke moe. Mijn voet doet pijn. Nadat ik ’s-nachts erge maagpijn heb gehad neem ik geen ibuprofen meer. Nou is het net of ik zielig ben. Echt niet. Alleen toe aan het einde van deze reis. Gisteren gelopen van Hospital naar Triacastela. Onderweg kwam ik een oud vrouwtje tegen dat de pelgrims pannenkoeken aanbood. Wat leuk! dacht ik nog heel naïef. Ik vroeg nog wel wat het kostte. “Nada” was het antwoord. Later bleek dat ze er wel degelijk voor betaald wilde worden. Omdat ik bijna geen kleingeld meer had (ik had alles al in de giftendoos van de vorige refugio gestopt) en niet wilde betalen met een briefje van 20 euro gaf ik haar dus de 45 eurocent die ik nog had. Dat vond ze duidelijk niet genoeg. Ik ben maar doorgelopen, weer een illusie armer. De refugio van Triacastela werd geregeerd door een groep van + 20 jongeren. Gelukkig werden die in een afzonderlijk gebouw gedropt. Later hoorden we van andere pelgrims dat het een rotzooi van jewelste was geweest en een kabaal tot diep in de nacht. Gisteravond nog naar een pelgrimsmis geweest. De priester van de parochie in Triacastela had zich alle moeite getroost om er iets moois van te maken. Zo mocht ik onder andere in het Nederlands een gebed voorlezen, Gino in het Frans, en iemand anders in het Italiaans. Verder was er een groep jongeren uit Granada aanwezig die zongen en gitaar speelden. Ik vond het wel mooi. Daarna aten Martha, Gino, Renaldo (een Duitse leraar) en ik samen in een restaurantje. Het was gezellig en we gingen (te) laat naar bed. Het was al half twaalf en als je al om vijf uur opstaat moet je dat dus de volgende dag bezuren. Nu was de etappe van vandaag naar Sarria niet lang maar wel tamelijk pittig. Veel bergie op en een afdaling door een riviertje. De herberg in Sarria is schoon en streng. We (Martha, Gino en ik) aten ’s-middags na aankomst warm en hielden daarna een lange siësta. Ik heb telefonisch contact gehad met Els. Ze is gisteren in Santiago aangekomen! Elize en Heinz zullen er ook wel bijna zijn. Voor mij nog 6 dagen en 111 kilometer.

 

Maandag 29-7-02.    20.17 uur      Comedor Albergue Sarria

Nu moet ik toch nog even schrijven. Zat ik net in de bar om in dit dagboek te schrijven (dat geschrevene is inmiddels al op de post), zat er aan het tafeltje naast me een oude man. Hij keek naar me en blééf kijken. De hele tijd. Hij was óf gehandicapt óf had Alzheimer. Het stoorde me niet dat hij me zo zat aan te staren, ik groette hem vriendelijk en schreef verder in dit schrift. Hij zat de hele tijd met een roosje te spelen wat hij in z’n handen had, hij rook eraan, en bekeek het liefdevol. Toen ik opstond om in de herberg m’n brood te gaan eten, je raadt het al, gaf hij mij zijn roosje! Dat moest ik nog even vertellen over vandaag!

 

Dinsdag 30-7-02.      18.38 uur      bar in Portomarin      22 km

Het wordt steeds moeilijker om ’s-ochtends uit m’n bed te komen. Gelukkig is het al een beetje later licht zodat ik ook tot half zes kan blijven liggen. Stijf en moeizaam sta je dan op, en ik tel de dagen: nog 7 dagen lopen! Vandaag gaat de route naar Portomarin. Eerlijk is eerlijk: het landschap is fantastisch prachtig. Kleinschalig, groen, heuvels en dalen, natuurstenen muurtjes als afscheiding tussen percelen, 100 kleine dorpjes en gehuchtjes met veel koeienstront En net als je aan ’t afbouwen bent: “ik hoef geen nieuwe contacten meer, het duurt nog maar 7 dagen”, kom je allerlei leuke mensen tegen. Frans en Wim, Nederlanders, ook ieder afzonderlijk vanuit hun woonplaats vertrokken en over Vezelay – le Puy gelopen. Ik zag hen in de bar in Mogarde, toen ik na 11 – 12 km een verdiende kop koffie dronk. Die koffie heb in echt nodig ’s-morgens; daarna loop ik altijd stukken beter. Verder liep ik een aantal km’s samen met Françoise, een vrouw uit Brussel. Lekker Frans praten! En een heel leuke verrassing vond ik bij kilometerpaal 100.

Hier in Galicië staat om de 500 meter een paal met daarop de afstand vermeld hoever je nog van Santiago verwijderd bent. Bij paal 100 km lag een boodschap voor me klaar! Mooi in plastic verpakt en vastgemaakt met stenen, een briefje van Esmeralda + dochter Noëlle die ik in Roncesvalles ontmoette en met wie ik onderweg verschillende keren leuk praatte. Haar vriend Ger en zoontje Mick zag ik in O Cebreiro, waar we koffie dronken. Esmeralda gaat een stuk sneller dan ik dus het is waarschijnlijk dat we elkaar niet meer zien. Vandaar de achtergelaten boodschap. Leuke dingen dus vandaag!

Het weer is veranderd. Frisjes en bewolkt. Het kon morgen wel eens gaan regenen. We zitten tenslotte niet voor niets in Galicië. Ik ga eens kijken of m’n was droog is. Dan nog wat kletsen en daarna pitten. Ik lig boven vannacht, boven in het stapelbed. Renaldo de Duitser ligt onder me. Ik lig liever in het onderste bed; als je er ’s-nachts uit moet om te plassen (en dat moet ik!) is het zo’n gedoe. En de sporten van het trapje (als dat er al is) doen zo’n pijn aan je voeten. Nog even, dan lig ik weer in m’n eigen bed. Ik hoor liever Ger’s gesnurk dan dat van allemaal die Spaanse mannen!

 

Donderdag 1 augustus 2002.                  18.46 uur      Bar; Melide    15 km.

Deze laatste dagen verlopen gemoedelijk. Ik trek veel met Martha en Gino op; we eten elke dag samen in een restaurant, omdat er hier in de albergues niks te koken valt. De afstanden die we lopen zijn klein, alhoewel, gisteren van Portomarin naar Palas de Rei waren er toch nog 24. Die liep ik gemakkelijk, zonder al teveel pijn in m’n voeten.

Vandaag ook een makkie, 15 km. Een uitrust-dag. Soms kriebelt het me: zou ik toch niet een beetje sneller? En wat eerder aankomen in Santiago? Maar ik vraag me af wat ik daar moet, behalve m’n Compostela afhalen en naar de pelgrimsmis gaan. Ik denk dat je beter onderweg kunt zijn.

Ik kreeg vandaag -weer- een SMS van Heinz: hij was Santiago tot op 12 km genaderd! Dan zou ik ook wel dáár willen zijn. Een beetje doorlopen en ik ben er overmorgen. Vanmorgen kwam ik al om half 11 bij de refugio. De deur stond (nog) open en ik vroeg de hospitaliera of ik m’n rugzak vast mocht stallen. (De refugio opent pas a la Uno.) Nou, dat stallen mocht, maar verder werd ik er meteen uitgegooid. Ik kreeg niet de tijd om nog iets mee te nemen en zo liep ik in m’n dunne T-shirt de stad in. En zo zonder rugzak, bezweet, voelde ik pas hoe koud het was. Dus maar even een goedkoop nieuw T-shirt gekocht om erover heen aan te trekken. Dat hoef ik toch nog maar een paar dagen mee te sjouwen.

Vanmorgen, onderweg, kwam ik door een gehuchtje met kerkje (San Juan de Furelos) waar de Padre in zwarte jurk alle pelgrims binnen stond te wenken. Nou ga ik toch wel alle kerken binnen die open zijn (en dat zijn er niet veel!) maar hier kan geen pelgrim omheen. En omdat er dus véél pelgrims lopen was het binnen overvol. Je kon niets zien, er scheen een bijzonder Christusbeeld te zijn. Er was een rondleiding, maar alleen in het Spaans. Ik stond dus zó weer buiten en twijfelde of ik een foto durfde te nemen van de Padre. Nee dus. Dat beeld moet dus maar in m’n hoofd zitten.

 

Zaterdag, 3 agosto 2002,  tafeltje vóór de supermarkt, Pedrouzo, 19 km.      

                   (Gisteren Arzúa, 16 km.)

Na een slapeloze nacht met verschrikkelijke snurkers in Arzúa vanmorgen op pad voor de “op één na laatste etappe”, zoals in het boekje staat. Een makkelijke etappe met veel natuurschoon, waaronder eucalyptusbossen. Het ruikt er zoals in Thermae 2000. Tijd voor toch wel wat bespiegelingen onderweg. Wat deze reis met me of voor me gedaan heeft zal moeten blijken als ik weer thuis ben. Of ik alle schone gedachten of voornemens ook ten uitvoer weet te brengen. Of ik inderdaad meer kan relativeren zoals ik nu denk. Of ik inderdaad kalmer ben geworden. Of ik me minder druk zal maken om onnozelheden. Vanmorgen bekroop me even de twijfel, toen verschillende hersenspinsels die ik deze reis gehad heb weer even boven komen drijven. Ben ik wel klaar met alles? Is het nu nog niet lang genoeg geweest? Maar ik bedacht me dat met het einde van deze vier maanden mijn leven nog niet voorbij is. Er zal (hopelijk) nog tijd genoeg overblijven om verder te leren.

Vanmorgen liep ik met muziek. Die kreeg ik helemaal gratis in m’n hoofd, alsof ik een radioprogramma had aangezet met als titel: Peet’s mooiste.

De koe van Pink Floyd, Canon van Pachelbel, Words van the Christians, maar ook mooie Boudewijn de Groot – liedjes, en Neil Young, Leonard Cohen.

Muziek heb ik tijdens deze reis best wel gemist. Thuis is het eerste wat ik doe als ik m’n atelier binnenkom: muziek opzetten. Vanmorgen verscheen alles in m’n geest, helder en duidelijk. Een kadootje!

Morgen Santiago. We (Gino, Martha en ik) vertrekken vroeg, hoewel we niet samen lopen. Maar we willen op tijd zijn voor de mis die om 12.00 uur begint. En ik moet nog naar Rens zwaaien, als de webcam op de plaza d’Obradoiro tenminste functioneert. Hij kan me dan zien via internet. Ik kom dus toch op zondag aan. Nog 21 km. Zullen ze zwaaien met de Botafumeiro? Zal ’t morgen regenen? Morgenavond zal ik ’t weten. Ger en Rianne zijn nu al onderweg. Ze zullen maandag arriveren. Rij voorzichtig asjeblieft!

 

Maandag, 5 augustus 2002; Bar, Santiago de Compostela.

                   In totaal 2596 kilometer!

Aan alles komt een eind, zeggen ze. Voor deze reis geldt dat in ieder geval wel. Ben, hier in deze bar, bezig om alles een beetje op een rijtje te krijgen. Ik heb kaarten naar huis zitten schrijven en met het schrijven kwamen alle gezichten voor m’n geest. Vier maanden niet gezien, maar gauw weer wél. Ik zit hier al meer dan 2 uur te schrijven, te denken en te filosoferen. Ze zullen wel denken hier, alhoewel, ze zijn natuurlijk wel wat gewend met allemaal die vreemde vogels in de stad. Santiago op zich is gezellig. De oude binnenstad is mooi, wel toeristisch natuurlijk, met massa’s souvenir-winkeltjes, en restaurants. Mooie oude gebouwen, zoals de kathedraal. Wat er ín de kathedraal gebeurt vind ik minder. De mis gisteren na aankomst, die mis waarvoor we ons zo “gespoojd” hadden, dé pelgrimsmis om 12.00 uur, dat was een regelrechte afknapper. Toen ik 4 maanden geleden op weg ging had ik in m’n achterhoofd een beetje de gedachte: je doet het nu al 29 jaar zonder godsdienst, ga maar es ondervinden of je iets terugvindt van die religie en of je ’t kunt gebruiken. ’t Tegendeel is het geval. Alles, nee bíjna alles, Vezelay en Conques waren gunstige uitzonderingen, wat ik gezien heb onderweg aan katholieke praktijk, heeft me gestaafd in m’n gevoel. Ik heb nu bijna een antipathie, een afkeer. Gisteren ben ik tijdens de mis, vóór de Communie, de kerk uitgevlucht. Zo kaal, leeg, zonder inhoud. Terwijl de kerk bómvol zat, duizenden mensen, toeristen en pelgrims.

Voor ’t gezwaai met de Botafumeiro moet je betalen. Ik hoor astronomische bedragen van € 1500,-

Later, na de mis, nog es teruggeweest. Een nog ergere afknapper. Zoveel mensen in de rij voor de toeristische bezienswaardigheden, zoals je hand leggen op de boom van Jesse bij de hoofdingang, of om Jacobus te omarmen achter het hoofdaltaar. Ik kon het niet over m’n hart verkrijgen om daar ook als een toerist in de rij te gaan staan, terwijl het toch echt een ritueel is wat bij het pelgrimeren hoort. Maar de oppervlakkigheid die ik daar voelde stond me zwaar tegen. Ik maak m’n eigen high-lights wel.

High-lights waren bijvoorbeeld de laatste uren met Martha en Gino samen. Ze zijn nu vertrokken naar Finistera. Gisteren hebben we samen de laatste 22 km van Pedrouzo naar Santiago gelopen en we zijn samen aangekomen op het plein. Omdat ze vol blijde spanning zat was Martha al om 4 uur wakker en dacht dat ‘t 10 voor 6 was. (Ze hield haar horloge op z’n kop.) Dus stonden we maar om 5 uur op nu we toch wakker waren en om hals 6 waren we -in ’t totale donker- op weg. Gelukkig had ik nieuwe batterijen in m’n lampje gedaan. De kilometers vlogen voorbij, de zon scheen en om half elf was het zover: we kwamen aan op ’t plein vóór de kathedraal. Ik heb nog even alle moeite gedaan om door de webcam gefilmd te worden zodat Rens en Renée me thuis konden zien via internet. Maar ik denk niet dat ’t gelukt is. Het was toch wel een bewogen moment maar ik hoefde niet te huilen zoals ik me had voorgesteld. Ik was voornamelijk blij. Blij dat ik nu niet meer hoef te lopen, dat ik niet meer elke morgen zo vroeg er uit moet, die rugzak op m’n rug hijsen. Trots dat ik ’t gehaald heb. Dat ik heb doorgezet. Dat ik ’t gekund heb. Dat ik zo sterk heb kunnen zijn. Daar was ik allemaal blij om. Traantjes kwamen er even later toch toen Martha me een heel lief briefje gaf. Dat zijn werkelijk vrienden voor ’t leven geworden, Martha en Gino.

Daarna gingen we in de rij om de Compostela af te halen, oftewel het bewijs van doorzettingsvermogen. (En zeg nooit meer dat ik geen doorzetter ben omdat ik zoveel studies en cursussen niet heb afgemaakt! Of dat Frankrijk geflopt is in 1980!)

Toen de pelgrimsmis, zoals beschreven. Daarna naar het Seminarie voor een slaapplek. We waren uitgebreid gewaarschuwd voor de diefstallen die daar plaatsvinden, dus toen we na een (te) hete douche de stad weer introkken sleepte ik al m’n kostbaarheden mee in de zak van de slaapzak. (Een tasje had ik niet voorhanden en ik had geen zin in een plastic zakje.) Een pilsje op een terras, wat wijntjes en tapas in een gezellig café met folkmuziek (Santiago is een studentenstad en ze zijn trots op hun Keltische roots,) en ’s-avonds voor de laatste keer samen eten, ook met Luz die we tegenkwamen, in een Italiaans restaurant. Daarna weer een (hopelijk laatste) snurk-nacht in het Seminario menor en nu zit ik hier. Ger en Rianne verwachten pas om 5 – 6 uur aan te komen dus ik heb nog een middag voor mezelf te vermaken. Ik verlang naar hen en zou ’t liefst direct bij ze zijn. Eventjes geduld nog!